Achteraf bedacht hij zich dat hij dit al die tijd al geweten had. En al die tijd was hij te bang, te goedgelovig om zich dat te realiseren. Want zodra het licht aanknipte, volgde er een knal. De deur was dichtgegooid, hoogstwaarschijnlijk op slot gedaan en hij zat daar. Beneden, in de kelder die binnen de kortste keren zou gaan stinken en vochtig zou gaan worden. Het was een kwestie van tijd eer er bezoek zou komen van ratten en niet veel later zou hij zelf tussen die ratten liggen. Moe, uitgeput, misschien wel gekweld door pijn. En uiteindelijk zou hij dood neervallen. Dan wel van ellende, dan wel van de honger. Of dorst. Of beide. Het maakte niet uit, het enige wat hij wist nadat hij de ruimte, die voorzien was van enkele kasten met troep en een zielig, oud en vergrijsd matras waarop een klein, minuscuul dekentje lag, had gezien, was dat hij hier zo snel mogelijk weg moest komen. Voordat hij de ratten op moest gaan eten.
Of zij hem.
Hij liet zijn tas op de grond vallen en ging voorzichtig op het matras zitten. Met een vies gezicht keek hij naar beneden, het enige wat hij zag was vergeelde stof en grijs beton. Niet meer, niet minder.
Hij zette het op een gillen.
Het geluid dat hij produceerde weerkaatste tussen de dicht op elkaar staande muren en zorgde ervoor dat het nog wat harder en hoger begon te klinken. Hij gilde net zo lang tot zijn keel begon te jeuken en pijn ging doen, waarna hij zich stilhield en wachtte op een reactie.
Die bleef uit.
Zijn ogen begonnen te prikken. Dat hadden ze vanaf het begin al gedaan, maar hij wilde er niet aan toe geven. Zijn moeder had altijd gezegd dat tranen tekenen waren van overdreven irritante vreugde of triest verdriet en geen van beiden waren positief. Toch kon hij er niks aan doen en voordat hij het wist liepen de dikke tranen over zijn wangen. Zachtjes ploften ze op het koude beton en spatten uit elkaar zoals zijn dromen. Al zijn dromen.
Angst omvatte zijn lichaam en paniek begon langzaam bij hem naar binnen te sijpelen. Als het dodelijke gif van een slang, vlak nadat je gebeten was. Langzaam en pijnlijk, klaar om je te vernietigen. Van zowel binnen als buiten.
Louis ging zwijgend liggen. De jongen was enorm uitgeput en ergens, heel diep van binnen, hoopte hij dat dit een vergissing was. Van hem. Misschien sloten ze hem niet op, maar verstopten ze hem hier omdat de chief eraan kwam. Er was nog een extra deur hier, ergens in het vertrek, waarachter wél de slaapkamer zat die hij voor ogen had. Een luxe bed, een televisie, een raam en misschien zelfs een spelcomputer. Niet dat zo'n elektronisch apparaat al zijn zorgen weg zou nemen, maar het zou in ieder geval iets zijn waarmee hij mogelijk zijn gedachten kon afleiden. De beelden, de handelingen, het geluid...
Met een ruk schoot hij omhoog en pakte hij zijn rugzak. Ruig ritste hij deze open, waarna hij door zijn spullen begon te graaien. Na een etui en een boek vond hij al wat hij zocht – zijn mobieltje.
Hij klapte het open – het ding was stokoud – en snelde naar contacten. Zo gauw hij de cursor op zijn moeders nummer had staan en op het groene hoorntje drukte, sloeg zijn hart over toeren en was zijn ademhaling onregelmatig. Als hij haar nu aan de lijn zou krijgen, was alles voorbij. Niet voor hem, maar wel voor deze nachtmerrie. Ze zouden de politie bellen en hem hieruit halen, want mobieltjes waren te traceren en-
Opnieuw een droom die in duigen viel. Hij kon haar haast horen breken en uit elkaar spatten in tienduizend stukjes.
Zijn sim-kaart was eruit gehaald.
Langzaam liet hij de telefoon zakken en staarde hij naar het nummer. Nu viel het hem pas op hoe weinig contacten er in zijn lijst stonden, dit doordat hij zichzelf na een tijdje had bedacht dat contacten op de sim-kaart opslaan handiger was dan op je telefoon. Voor als je een nieuwe zou krijgen en zo.
Maar dat boeide hem nu niet.
De telefoon kletterde op de grond en Louis liet zich weer op het stinkende matras zakken. Zachtjes huilend krulde hij zichzelf op tot een bolletje en sloeg hij zijn armen om zijn knieën. Hij staarde vanuit deze positie naar de plankenkast die voor hem stond, volgebouwd met verf en andere troep. Zo had hij misschien wat te doen, hij kon gaan verven. Bij het idee alleen al begon hij harder te snikken, waardoor zijn beeld waterig werd. Zijn keel begon te jeuken en zijn neus liep vol, maar niets maakte hem meer uit. Hij moest het allemaal accepteren, verdrinkend in zijn eigen verdriet en tranen.
Tot dat er werd geklopt.
Opnieuw schoot de jongen omhoog, sprong van het matras en spitste zijn oren. Hij had het toch zeker wel goed gehoord? Nog even hield hij zich stil, maar er kwam geen geluid meer.
"Hallo?" riep hij daarom, waarna het nog een paar tellen na galmde. Langzaam begon hij weer paniekerig te worden en verhief zijn stem:
"Hallo?!" Na enkele seconden hoorde hij een klik en een strook licht verlichtte de houten trap. Als een bezetene rende Louis ernaar toe, spurtte hij de trap op en botste tegen een lichaam aan. Verwilderd keek hij omhoog – recht in de ogen van Ed.
"Laat me gaan! Ik wil hier niet slapen, dit is een misverstand! Vertel me dat ik hier verkeerd zit en dat dit een grap is en-" Louis' smeekbede werd gesmoord door de hand van Edgar, die deze ruw om de jongen zijn mond vouwde. Louis begon te gillen, maar niemand kon hem horen. Zou hem horen. Ooit.
Edgar sleepte de jongen naar achteren, trapte de kelderdeur dicht en sleepte Louis mee door een andere deur – degene die naar de keuken leidde.
Toen Edgar hem daar echter losliet, was het alles behalve een keuken.
Het was een enorme slaapkamer.
Opgelucht haalde de jongen adem en wreef hij over zijn pijnlijke mond. Daarna keek hij Ed beschuldigend aan, maar de blik in de man zijn ogen gaf Louis rillingen.
"Dit is mijn werkelijke kamer, toch? Ik bedoel, die kelder was alleen even om mij de ernst van de zaak te laten zien. Ja, toch?" Hoopvol staarde de jongen in de kille ogen van Ed, maar deze schudde langzaam zijn hoofd, waarna hij zich omdraaide en de deur op slot draaide. Louis' ogen werden groot, maar voordat hij nog wat kon zeggen liet een tweede stem hem omdraaien.
"Hallo Louis. Fijn dat je gekomen bent, ik ben wel toe aan wat ontspanning." De Rus stapte achter het grote, tweepersoons bed vandaan en Louis grimaste.
"Ontspan- wat?" Verbaasd keek Louis van de één naar de ander, maar beide uitdrukkingen zeiden hetzelfde.
Het was voorbij. Einde verhaal.
Einde Louis.
JE LEEST
De Kelder ~ [l.t.]
Fanfiction{Voltooid} De verkeerde plaats op het verkeerde moment. 70 dagen opgesloten in de kelder van een moordlustige, gewelddadige crimineel. Het overkomt de 16-jarige Louis Tomlinson. *** Gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Namen, gebeurtenissen en som...