03 De Chief

459 21 0
                                    

Krakend ging de deur open. De Rus gebaarde dat Louis naar binnen mocht en zwijgend volgde de jongen zijn bevelen op. Hij dacht, dat zolang hij gewoon zou gehoorzamen, pijn uit zou blijven. Tenminste, dat hoopte hij. 

Zodra ze alle drie naar binnen gestapt waren, snoof Louis de vreemde geur die het huis droeg in zich op. Het was een mengelmoes tussen kattenhaar en urine – hij moest moeite doen niet te kokhalzen.

"En? Wat vind je?" De Rus kwam naast hem staan en maakte en vreemd gebaar met zijn armen, waarmee hij duidelijk maakte dat hij wilde weten wat Louis van het huis tot nu toe vond. Zwijgend keek de jongen om zich heen, nam alle simpele meubels in zich op. Er stonden twee zwartleren banken tegen de muur aangedrukt, een kleine televisie en een salontafeltje. De vloer lag bezaaid met poppen en ander speelgoed, al zag het er oud en afgedankt uit, alsof alle kinderen het gewoon weg hadden gegooid om er nooit meer naar om te kijken. Ten slotte stond er in de hoek een grote kamerplant in een witte vaas. De andere drie witte deuren moesten haast wel leiden naar de keuken, badkamer en slaapkamers. Tenminste, dat veronderstelde hij.

"Eh. Het ziet er knus uit," wist Louis uit te brengen, wat tot zijn opluchting de Rus tevreden deed knikken.

"Mooi. Ed, laat jij onze Louis eens de rest van het huis zien." Hij maakte een vreemd gebaar naar de man die schijnbaar Ed heette, waarna hij zich omdraaide en weer naar buiten ging. De deur viel met een zachte klap in het slot en liet een snijdende stilte achter. Opgelaten begon Louis aan zijn shirt te peuteren, zichzelf bedenkend hoe het in vredesnaam mogelijk was dat die Rus zijn naam wist. Tenzij... Nee. Hij was niet ontvoerd. Dat kon gewoon niet. Toch?

"Kom mee." Ed pakte Louis bij zijn arm en trok hem naar de meest linker deur. Hij opende deze, duwde Louis naar binnen en trok de deur weer achter zich dicht.

Het was een kleine slaapkamer.

Links tegen de muur stond een stapelbed, voorzien van spijlen zodat je er niet uit kon vallen. In het midden van de achterste muur zat een klein raam en tegen de rechterwand stond een oud bureau dat nog net niet van ellende uit elkaar viel.

"Ga op het bovenste bed liggen," zei Ed, wijzend naar het bovenste gedeelte van het stapelbed, dat voorzien was van een matras met hoeslaken, een kussen en een rood dekbed. Louis knikte, klauterde zwijgend bij het bed omhoog en ging braaf op zijn rug liggen. Hij staarde naar het plafond en stribbelde niet eens tegen toen Ed zijn linker pols vastmaakte aan één van de spijlen, met behulp van een soort handboei.

"Zo. Ik ga buiten helpen en jij houdt je stil. Kan je dat?" De manier waarop Ed tegen de jongen sprak joeg hem angst aan, dus knikte hij enkel en hield hij zich verder stil. Tevreden liep Ed de kamer uit, sloot de deur en liet Louis alleen achter in het donker.

Hij wist niet hoe lang hij geslapen had, maar zodra hij zijn ogen opende waren zijn wangen nat van de tranen. Stilletjes had hij zichzelf in slaap gehuild en zo was hij ook weer wakker geworden. Het was nog steeds donker in de kamer, op één kleine strook licht na dat onder de deur vandaan kwam. Louis bleef echter naar het plafond staren en begon langzaam te denken aan eventuele verklaringen voor de hel waarin hij was beland. Natuurlijk, het kon erger, maar hij zat wel vastgebonden in een onbekend huis nadat hij hier was gebracht in een busje met onbekende mannen.

Dus, ja. Hij had problemen.

Misschien had hij zich misdragen. Waren zijn ouders zo boos, dat ze niet wilden dat hij naar voetbal zou gaan en de enige manier – in hun ogen – om dat te voorkomen, was door hem te laten ''kidnappen'', zoals ze dat tegenwoordig noemden.

De verklaring was zwak en ergens wist Louis wel dat het niet waar was, maar aan de andere kant zou het hem wel geruststellen. Dan mocht hij namelijk spoedig weer naar huis.

Net op het moment dat hij over een tweede verklaring na wilde denken, ging de deur open. De jongen kneep zijn ogen dicht tegen het plotselinge felle licht, maar zodra de deur weer was gesloten en de binnenkomer het licht aanknipte, was Louis er alweer aan gewend.

"En. Lukt het een beetje?" Hij wachtte niet op een antwoord.

"Mooi. Dan ga ik je nu naar een nieuwe plek brengen, waar je je vast meer op je gemakt zult voelen." De Rus kwam dichterbij, maakte Louis los en hielp hem van het stapelbed af. Louis' benen trilden, maar hij probeerde het zo min mogelijk te laten merken. Van al dat eigenwijze dat hij in het begin nog had gehad, was nu niets meer over. Desalniettemin wilde hij erg graag weten wat er nou gaande was. Dus, voordat de Rus de deur opende, pakte Louis hem voorzichtig bij zijn mollige hand vast en trok hem een stukje terug, dwong hem te stoppen.

"Wat?" vroeg de man vrijwel meteen, waarna hij zich omdraaide en op zijn hurken voor Louis ging zitten. De kleine kraaloogjes staarden de jongen aan en het zweet brak hem uit.

"Ik, eh... Nou – ik wilde weten waarom ik hier ben?" vroeg hij aarzelend, waarna hij haast zijn ogen dicht wilde knijpen tegen een pak slaag die niet kwam. In plaats daarvan richtte de Rus zich weer op en keek hij Louis ietsje vriendelijker aan.

"Luister goed, oké? Jouw vader werkt bij de politie, toch?" Louis knikte.

"Nou. Hij heeft een belangrijke zaak gekregen van zijn baas. Hij moet namelijk proberen een hele grote en slechte man op te pakken. Die noemen ze een ''chief.'' En, aangezien je ouders willen dat jij veilig bent, moet ik op je passen." Louis ogen werden groot en even staarde hij de man onwillekeurig aan, gewoon omdat hij het niet vertrouwde.

"Dus... Papa heeft jou op mij laten passen?" De dikzak knikte.

Louis, echter, begreep er nog steeds niets van.

"Maar, waarom kan mama dat dan niet doen? Of oma? Of opa? Of – nou ja, Liam?" Hij wist dat het domme vragen waren, maar hij kon er gewoon niet bij dat zijn vader, zijn eigen papa, deze dikzak gevraagd had om hem in een busje te gooien met fiets en al en weg te brengen. En dat op de dag van het toernooi! De Rus schudde medelevend met zijn hoofd.

"Nee, dat kan niet, want dan loop je alsnog gevaar. De chief weet namelijk wie jouw familieleden zijn. Je moeder, je opa, je oma, je tantes en ooms – iedereen. Maar, hij kent mij niet. Bij mij ben je veilig." Na een korte stilte knikte Louis, al brandde er nog één vraag op zijn tong.

"Waarom plukten jullie me dan zo van de straat af? Alsof jullie me ontvoerden?" Even leek de man van de kaart gebracht, maar algauw herpakte hij zichzelf weer. Het ging zelfs zo snel, dat de jongen het nooit had gemerkt.

"Omdat wij je anders toch nooit mee zouden krijgen op de dag van het toernooi?" glimlachte hij, waarna hij over Louis' bol streek.

Alles leek ineens zo duidelijk, dat hij het helemaal niet meer zo erg vond een tijdje hier te verblijven. Wat kon er nou mis zijn met iemand die hem alleen maar wil beschermen?


De Kelder ~ [l.t.]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu