02 De Rus

553 23 1
                                    

Nu begon hij toch wel te twijfelen. Verscheidene nieuwsberichten over recente verdwijningen van kinderen spookten door zijn hoofd en de serieuze uitdrukking van de man joeg hem toch wel enige angst aan. Maar al die verdwijningen waren honderden kilometers verderop gebeurd, hoe groot was de kans dat hij uitgekozen was? Dat ze hem mee wilden nemen? Die kans was bijna niet aanwezig, toch? Daarbij, waren het alleen meisjes geweest.

Nogmaals keek hij naar de man, die nog een extra knikje gaf naar het vieze matras dat achter de jongen lag. Na een paar seconden van ernstige twijfel, besloot hij het zekere voor het onzekere te nemen en draaide zich toch uiteindelijk om, om vervolgens op het vieze matras plaats te nemen. De man deed een stap dichter naar hem toe, ging door zijn hurken en keek hem venijnig aan.

"Onder de dekens liggen jij," commandeerde hij Louis, die dat niet echt op prijs stelde. Helaas voor hem was de combinatie kippenvel en strenge uitdrukkingen krachtiger dan zijn natuurlijke koppigheid en deed hij maar wat er van hem verwacht werd. Zodra hij op zijn zij ging liggen en de deken over zich heentrok, drong een scherpe geur zijn neus binnen. Het voelde alsof die geur helemaal doordrong tot aan zijn hersenen en het maakte hem doezelig. Daarbij stonk het enorm.

"Slaaplekker, Doornroosje." De laatste woorden van de man stierven langzaam weg en nog geen seconde later zakten Louis' zwaar geworden oogleden dicht en viel hij in een onrustige slaap.

***

Vermoeid en ongemakkelijk opende de jongen langzaam zijn ogen. Ademen verging hem vrij zwaar en zijn rug deed pijn van het dunne, vieze matras. Het gehobbel dat het busje met zich meebracht hielp ook al niet en hij was nu toch wel eens toe aan duidelijkheid, want wat was er aan de hand?

Houterig ging hij overeind zitten, zijn ogen scanden de schemerige ruimte. Het was niets meer en niets minder dan de bergruimte van een bestelbusje, waar normaalgesproken dingen als pakjes en gereedschap in hoorden te liggen. Geen jongen van zestien jaar.

Zodra zijn ogen de vreemde man hadden gevonden, was hij opnieuw vastbesloten erachter te komen waar ze hem naartoe brachten.

"Krijg ik nu antwoord?" vroeg hij dan ook. Hij schrok lichtelijk van de toon van zijn stem, wat niet veel meer inhield dan schor gepiep.

"Ja. Nog heel even wachten, we zijn er bijna." Eigenlijk was Louis niet tevreden met dat antwoord, maar moe en zwak als hij was, liet hij het erbij zitten. Ertegenin gaan had toch geen zin en het werd hem langzamerhand duidelijk dat dit misschien toch geen flauwe grap was. Daardoor begon de jongen beetje bij beetje angstig te worden. Het feit dat hij nu het voetballen waarschijnlijk zou missen, maakte het diep triest van binnen. Hij voelde zich schuldig, teleurgesteld. Zijn teammaten zouden vast boos op hem worden, als hij ze weer zag.

Zou hij ze weer zien?

Het busje minderde vaart, waardoor Louis even opzij viel. Gauw krabbelde hij weer overeind, het matras liet hij voor wat deze was en stond op. De man deed vrijwel meteen hetzelfde en liep naar de achterkant van de ruimte. Hij rommelde ergens in, misschien een doos, en kwam toen terug met iets wat op een doodnormale reiskoffer leek. Donkerblauw was 'ie.

"Erin," commandeerde de man met een dreigende ondertoon. Louis' haren gingen er recht overeind van staan, maar het idee dat hij ín die koffer moest, joeg hem nog meer angst aan.

"W-wat?" stamelde hij.

"Je hoorde me wel. In die koffer!" De man begon zijn geduld te verliezen en er leek geen uitweg te zijn voor de benauwde situatie waarin Louis nu terecht was gekomen. Langzaam liep hij naar de man en zijn koffer toe, ging er voorzichtig in zitten met opgetrokken benen en voelde langzamerhand tranen achter zijn oogleden prikken. Dit kon toch niet waar zijn?

"Maar... Ik zal stikken als hij dichtgaat! Ik... Dit kan toch niet!" De man gromde wat, besloot toen dat het hem te lang duurde en dat Louis al genoeg had tegengewerkt en drukte hem verder ineen. Zodra hij helemaal opgerold was, ritste de man de koffer dicht en wachtte hij totdat het busje stopte.

In de koffer was het aardedonker en benauwd. Heel erg benauwd. Louis kon bijna niet ademen, probeerde daarom maar kleine teugjes lucht te nemen van het beetje zuurstof dat nog aanwezig was. Na enkele seconden voelde hij beweging, voelde hij zichzelf de lucht in getild te worden. Het was een vreemd gevoel en het liet hem extreem ongemakkelijk voelen.

Waar had hij dit aan te danken? Had hij zich thuis misdragen? Niets van dat alles had hij een antwoord op en het enige wat hij op dit moment kon hopen, was dat hij hier zo snel mogelijk weg zou komen. Maar, hoe meer tijd er verstreek, hoe banger hij werd. De waarheid, de glasharde waarheid drong steeds verder bij hem naar binnen, hoewel hij het nog steeds weigerde te geloven. Het kon toch niet zo zijn dat hij daadwerkelijk ontvoerd was? Dat ze daadwerkelijk een jongen te pakken hadden genomen? Een jongen van zestien, onwetend, op weg naar voetbal?

Snel dacht hij terug. Hadden ze hem in de gaten gehouden? De afgelopen weken waren niet anders dan anders geweest. Zijn ouders hadden niets gezegd, zijn vrienden niet, zijn coach niet. Niemand had ooit het woord ''stalker'' of ''ontvoerder'' gebruikt omtrent hemzelf. Nooit.

Zou het dan echt kunnen gebeuren?

Tijd om erover na te denken had hij niet meer, want met een klap voelde hij dat de koffer op de grond was gezet. Vlak daarna hoorde hij een vreemd geluid, waarna de rits openging en hij eruit kon klimmen. Het deed pijn aan al zijn ledematen, al had hij daar nog zo kort gezeten.

Het eerste wat hij zag, was een huis. Niet groot, niet klein, gewoon een huis. Vrijstaand, dat wel. Als hij om zich heen keek, zag hij niet veel. Een paar bomen, een weg en een stukje verderop nog een vrijstaand huis. Het zag eruit als een doodnormale straat met doodnormale huizen en doodnormale gezinnen. Niets engs, niets illegaals. Gewoon, huizen.

De man met het sluike haar draaide zich om en sloot de achterkant van het busje. Zodra de deuren dichtvielen, ging die van het portier open. Louis draaide zich ook om, om te zien wie eruit kwam.

De chauffeur was nog lelijker dan die andere man. Hij had ook zwart haar, maar dan kortgeknipt en achterover gekamd. Het bleef in model zitten door een enorme laag gel en het deed Louis denken aan oude, Russische films. De neus van de man was dan ook voorzien van een enorme, zwarte snor en zijn kinnen zaten dicht op elkaar gedrukt.

Ja, hij leek echt op een typische, dikke Rus.

"Ah! We zijn er eindelijk. Kom mee, dan laat ik je het huis zien." De man praatte met een vreemd accent en Louis wist niet of dat nou daadwerkelijk ook Russisch was, maar voor zijn eigen gemak liet hij het er wel voor doorgaan. Zo kon hij de man voorlopig als ''De Rus'' onthouden.

Voorlopig.

De Kelder ~ [l.t.]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu