Opgejaagd opende Louis zijn ogen. Het duurde even voordat hij doorhad wat er gaande was, maar nadat een tweede knal hem op deed schrikken wist hij echter wat er aan de hand was.
"Harry!" siste hij, terwijl hij zachtjes aan de schouder van de slapende jongen begon te schudden. Deze reageerde met een chagrijnige kreun, liet zijn ogen gesloten.
"Harry!"
"Hm-m?"
"Harry, wordt wakker!" Nu deed de jongen zijn ogen wel degelijk open en zodra hij Louis' blik zag, schoot ook hij overeind.
"Wat is er, Lou? Ik – je maakt me bang." De jongen met de krullen kromp een klein beetje ineen en snel legde Louis zijn arm om diens schouders.
"Dat is niet nodig. Ik ben hier." Harry knikte zachtjes, maar een nieuwe knal deed beide jongens schrikken, maakte dat ze naar achteren kropen en zich tegen de koude muur aandrukten.
Geen van beide durfde wat te zeggen, het enige wat ze wisten was dat dit het moment moest zijn waar de Gluiperd en Ed hen over hadden verteld. Dit moest het moment zijn dan ze hier weggehaald zouden worden. En hoewel Louis het nog altijd niet geloofde – Harry evenmin – hadden de mannen verteld dat de chief het zou doen. De chief zou hen komen halen, meenemen en uiteindelijk vermoorden. Waarom had de Gluiperd hen nooit verteld.
Er weerklonk nog een knal, harder dit keer, en de deur vloog uit zijn scharnieren. Met een enorm kabaal donderde het ding van de trap af en zodra het de betonnen vloer raakte, barstte het hout uiteen. Overal lagen stukken deur en met grote ogen staarden beide jongens ernaar.
Voetstappen weerklonken op de trap, evenals stemmen.
Mannenstemmen.
Louis trok de bange Harry dichter tegen zich aan, probeerde zijn eigen, trillende lichaam onder controle te houden en wachtte op de mannen. En wachtte, en wachtte.
"Hier zijn ze!"
De spreker verscheen in hun gezichtsveld, aarzelde even en begon toen naar hen toe te lopen. Langzaam, maar hij kwam dichter en dichter bij ze.
"Het is goed," fluisterde de man naar de twee bange jongens. Zijn zwarte haren waren omhoog gezet met gel en hij droeg een kogelvrijvest. De letters die erop stonden kon Louis niet lezen, maar langzamerhand begon het tot hem door te dringen dat dit niet de chief was.
Dat deze mensen niet kwaadaardig waren.
De eerste man bleef staan en achter hem verscheen zijn collega – een vrouw. Ze had lange, bruine haren die losjes over haar schouders vielen en zodra ze de twee angstige jongens zag zitten, bang tegen de muur aangedrukt, liet ze haar handpistool zakken. Ze stak haar armen uit, ging op haar hurken zitten, vlak naast haar collega.
"We komen jullie redden," werd er gezegd.
Langzaam schudde Louis zijn hoofd. Hij geloofde het niet, geloofde helemaal geen woord van wat ze zeiden. Waarom zouden, precies na zeventig dagen, ineens mensen komen binnenvallen om hen te redden? Het was niet logisch. Als deze mensen hier voor hen waren, moest de Gluiperd haast wel opgepakt zijn. En Ed waarschijnlijk ook. Nou, als dat gebeurd was, had Louis het moeten horen. Vond hij.
De twee volwassenen zagen hoe de jongen zijn hoofd schudde, hoe de ander steeds dichter tegen hem aankroop en hun emoties begonnen op te spelen. Moeilijk slikte de vrouw, liet ze haar armen zakken en ging ze in de kleermakerszit zitten. Op de grond, vijf meter van het matras verwijderd. De man staarde ernaar, aarzelde even, maar volgde toen haar voorbeeld.
"Wat jullie aangedaan is, is verschrikkelijk," begon de vrouw langzaam. "Het is verschrikkelijk en er zal niets zijn wat jullie pijn weg kan nemen. Niet nu al, in ieder geval. Dat spijt me ontzettend." Ze keek beide jongens even aan, die ondanks de angst aandachtig naar haar luisterden.
"Maar het is voorbij. Jullie dagen vol angst, pijn en verdriet zijn voorbij en er is niemand liever die jullie nu willen zien, dan jullie ouders. En familie." Ze wachtte weer even, keek toe hoe Harry een beetje omhoogkwam en hoe Louis een klein beetje ontdooide.
"Jullie moeders."
Een zoute smaak drong door op Louis' lippen en het duurde enkele seconden voor hij besefte dat hij huilde. De ene traan na de andere rolde over zijn wangen, zoutig en nat. Hij voelde vaag hoe Harry zich onder zijn arm vandaan bewoog, was zich vaag bewust van het feit dat zowel de man als de vrouw op het matras waren komen zitten. Hij zat daar maar, huilde, wenste dat dit alles nooit gebeurd was.
Harry knuffelde hem. Stevig, verzorgend. Het voelde veilig, maakte Louis langzamerhand weer bewust van de dingen die gebeurden en zorgde ervoor dat hij zijn kracht hervond.
Het was niet veel, maar het was iets.
"Komen jullie alsjeblieft mee?" Beide jongens knikten langzaam en de twee agenten tilden hen voorzichtig van het matras af. Louis voelde hoe zijn benen protesteerden, terwijl hij werd ondersteund door de vrouw. Hij voelde langzaam een soort genegenheid voor haar opborrelen in zijn binnenste en terwijl de seconden verstreken, begon hij het zich steeds meer te beseffen.
Ze werden uit de kelder gehaald. Ze gingen daar weg, door het verlaten maar overhoop gehaalde huis, naar buiten. Richting de achterkant van een ambulance. Hij en Harry werden bevrijd.
Ze lieten elkaars hand geen seconde los.
JE LEEST
De Kelder ~ [l.t.]
Fanfiction{Voltooid} De verkeerde plaats op het verkeerde moment. 70 dagen opgesloten in de kelder van een moordlustige, gewelddadige crimineel. Het overkomt de 16-jarige Louis Tomlinson. *** Gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Namen, gebeurtenissen en som...