Ed stond inmiddels ook weer in de kamer, met onder zijn arm een deken geklemd. Wantrouwend staarde Louis ernaar – de jongen moest er eerst zeker van zijn dat er niet weer zo'n vreemde, scherpe geur aan vast zat. Hij mocht dan zestien zijn, hier voelde hij zich net een kind van acht.
"Loop je met ons mee?" vroeg de Rus, terwijl hij zijn hand naar Louis reikte. Deze aarzelde even, keek de man diep in zijn kleine kraaloogjes aan en overwoog zijn beslissing.
"Waarheen?" vroeg hij dan uiteindelijk. Ed zuchtte hoorbaar.
"Naar je slaapplek natuurlijk!" riep de Rus opgetogen uit, alsof hij Louis vertelde dat ze naar een pretpark zouden gaan. De jongen knikte, pakte de hand van de Rus beet en liet zich voorttrekken naar de meest rechter deur. Deze gaf toegang tot een soort halletje, waarin zich nog twee deuren bevonden.
"Deze hier," de Rus wees naar de meest rechtse deur, "Leidt naar de keuken." Hij keek Louis glimlachend aan, onzeker staarde de jongen terug. De man wendde zich tot de andere deur, met Ed in zijn kielzog en opende deze. Een houten trap die ruig naar beneden liep onthulde zich en Louis kreeg rillingen bij het idee aan één of andere kelder.
Het was wel duidelijk dat dit zaakje enigszins stonk.
"Moet ik dáár slapen?" vroeg hij dan ook met veel tegenzin, zijn ogen gericht op het gapende, zwarte gat dat zojuist onthuld was. Even bleef het stil in de kamer, maar algauw herpakten de twee mannen zich en stelden ze zich beiden naast Louis op.
"Ja en nee. Je moet wel daar beneden slapen, maar ik weet wat je denkt. Je denkt vast dat het een kelder is en dat ik het verhaal over de chief verzonnen heb, hm?" Ed knikte langzaam en fixeerde zijn blik op Louis die – al deed hij het niet opzettelijk – luidruchtig snoof.
De Rus wachtte niet.
"Wat ik heb verteld is de waarheid, m'n jongen. Hoewel ik het liever een leugen genoemd had, natuurlijk. Maar dan had ik je ook niet samen met Ed opgepikt." Louis knikte, wachtend op verdere uitleg. Hij was nog niet overtuigd en hij wist niet of dat de mannen überhaupt zou gaan lukken. Schijnbaar had Ed dit door en knielde hij naast de jongen neer.
"Louis, luister," begon hij, waarna hij zijn hand op diens schouder legde.
"Het is een kelder, maar een hele mooie. Speciaal voor jou ingericht met een bed, een tv en zelfs een computerspel. En je hoeft daar echt niet dag en nacht te blijven, zodra je eruit wil geef je ons gewoon een belletje." Hij keek Louis doordringend aan en iets in zijn ogen gaf de jongen de doorslag.
"Oké. Best." Hij maakte aanstalten om de trap af te dalen, toen hij zich weer omdraaide. De mannen keken hem vragend aan, wat was er nou weer?
"Mijn spullen. Waar zijn mijn spullen?" Louis keek hen één voor één aan, hij wilde natuurlijk wel zijn rugzak en het liefst ook zijn fiets terug. Die fiets was erg duur en in zijn rugzak zat tenslotte zijn mobieltje.
"Ed, haal zijn spullen," gebood de Rus zijn helper – of wat dan ook – waarna deze er als een speer vandoor ging. Volgens mij was hij zenuwachtig, dacht Louis bij zichzelf.
"Edgar gaat ze voor je halen, rustig maar." De man draaide zich om en staarde naar de deur, wachtend tot zijn maat weer zou terugkeren.
Even dacht Louis aan een poging tot ontsnapping. Het was niet bewust, maar even, heel even, sloop een ideetje bij hem naar binnen. Hij zou de Rus in zijn knieholtes kunnen trappen zodat deze op de grond zakte en er dan zou hij ervandoor kunnen gaan. Wel moest hij dan langs Ed, of Edgar - maar dat was niet zo'n probleem. Die leek niet zo sterk.
Het idee verdween echter al snel zodra Louis dacht aan wat de Rus tegen hem had gezegd. Er was een chief naar hem opzoek. Dat was extreem gevaarlijk en het risico was gewoonweg te groot. Daarbij, waarom zouden deze mannen hem eigenlijk opzettelijk ontvoeren? Zijn ouders waren niet belachelijk rijk – dus voor losgeld hoefden ze het niet te doen. En ze waren misschien een beetje luguber – maar niet zo erg dat ze leken op mannen die hielden van het martelen van kinderen.
Dus koos Louis het zekere voor het onzekere en bleef hij staan waar hij stond, wachtend tot de deur weer open zou gaan.
"Kijk eens aan," zei de Rus, zodra Ed terugkwam met Louis' zijn blauwe rugzak. Hij pakte hem over, maar was nog steeds niet tevreden.
"Waar is mijn fiets?" Beide mannen slaakten een zucht.
"Je wilt toch zeker niet je fiets op je kamer hebben?" vroeg Ed, waarop Louis even na moest denken. Dat was inderdaad wel een beetje raar, maar aan de andere kant – hij had dan wel iets van thuis bij zich. Hij mocht dan een jongen van zestien zijn, ook hij kon heimwee hebben. Twijfelend haalde de jongen zijn schouders op en zodra de Rus zijn blik zag, wees hij naar de deur.
"Zijn fiets. Ga 'em halen." Ed knikte en zuchtend verliet hij opnieuw de ruimte. Ontsnappingskans twee deed zich nu voor, maar Louis schudde het idee al snel van zich af.
Zodra Ed weer terugkwam met Louis' fiets, begon de jongen te glimlachen.
"Sorry, maar ook ik kan wel eens heimwee hebben," verklaarde hij, waarop de mannen knikten. Louis had zijn rugzak over zijn schouder geslagen en pakte de fiets aan. Bij het trappengat aarzelde hij nog heel even, maar daalde vervolgens samen met zijn fiets de houten trap af.
Beneden was het enorm donker en vochtig. Het was niet echt koud – gelukkig, want hij hield niet van kou – en het leek aardig groot. Alleen was licht op dit moment het probleem, want zo kon hij helemaal niets zien. Geen bed, geen bank, geen televisie – niets.
Op dat moment voelde hij zich heel bang en klein, alsof hij ieder moment een kogel door zijn hoofd gejaagd zou krijgen.
Maar alles veranderde toen het licht aanging.
JE LEEST
De Kelder ~ [l.t.]
أدب الهواة{Voltooid} De verkeerde plaats op het verkeerde moment. 70 dagen opgesloten in de kelder van een moordlustige, gewelddadige crimineel. Het overkomt de 16-jarige Louis Tomlinson. *** Gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Namen, gebeurtenissen en som...