✨ Hoofdstuk 7

54 9 7
                                    

We lopen het stadsplein op.
'Waarom gaan we naar het station? Gaan we terug naar de stad?'

'Nee we gaan niet terug naar de stad,' antwoord hij simpel. Hij liep de trap af naar de metrotunnel.

'Er is geen halte na Starling,' zei ik verward. Hij keek naar me opzij met opgetrokken wenkbrauwen.

'Als ik niet wist waar we naartoe gingen had ik je niet meegenomen.' Ik hield mijn mond een keek toe hoe hij een trap af ging naast het spoor. Twijfelend liep ik achter hem aan.

'Vertrouw me,' hoor ik hem nog mompelen.
'Wat?' Voor ik het wist duwt hij me een donker gangetje in.

'Loop maar,' fluistert hij. Ik zet beide handen tegen de wanden naast me.

'Ik zie geen hand voor ogen. Hoe zou ik moeten weten waar ik loop?' Fluisterde ik gefrustreerd terug.

'Je hoeft alleen rechtdoor te lopen,' fluistert hij kalm terug. Hoe kan hij nou kalm zijn. De muren staan zo dicht op elkaar. Ik merk dat mijn ademhaling steeds gejaagder wordt na een minuut lopen.

'Gaat het wel?' Hoorde ik vlak achter me. Een gesmoorde "ja" verlaat mijn mond maar, wanneer mijn vingers beginnen met trillen en ik me draaierig begin te voelen stop ik met lopen.

'Ik wil terug,' herhaal ik een paar keer achter elkaar.
'Terug? We zijn er bijna,' fluisterde hij verward terug. Snel draaide ik me om en liep tegen hem op. Ik probeerde hem opzij te duwen maar hij stond te stevig.

'Je bent claustrofobisch,' merkte hij verbaast op. Ik sloot mijn ogen en zakte neer op de grond. Mijn handen trilden steeds heviger en mijn ademhaling werd steeds gejaagder. Ik hoorde hem naast me neerzakken.

'Hé, als je nu terug gaat kan ik je garanderen dat het langer gaat duren voor je hier weg bent.' Ik knik en stond met moeite weer op. Ik liep iets sneller dat voorheen.

'We zijn er bijna,' bemoedigde hij me. Hij had gelijk. Aan het eind van de smalle gang zag ik daglicht volop naar binnen schijnen. Ik begon sneller te lopen. Wanneer ik een stap buiten de tunnel zette zakte ik in elkaar en begon ik opgelucht te lachen. Ik keek op naar de jongen naast me en gaf hem een kleine glimlach.

'Bedankt.' Hij knikte me vriendelijk toe en keek om zich heen waarna hij op de horloge om zijn pols keek. Ik keek om me heen en zag dat we op een open vlakte stonden. Ik keek achter me en zag een enorme grijze muur. Het was de zeedijk. Er werd altijd verteld dat achter de dijk het water meters hoog stond, maar er is hier geen water te bekennen.

'Waar wachten we op?' Ik keek hem aan. Hij duwde zich van de dijk af en liep naar voren.

'Een trein.' Hij knikte naar links waar een ouderwetse trein aanreed. Ik heb nog nooit één in het echt gezien gezien. De rails een paar meter voor me waren me niet eens opgevallen tot nu. Hij liep naar de rails en pakte iets uit zijn zak. Het was een spiegel. Ik stond op en ging achter hem staan. Ik moest op mijn tenen staan om te zien wat hij deed. Hij scheen met het spiegelscherfje naar de trein. Ik keek naar de trein die tot mijn verbazing langzamer ging rijden maar niet stopte.

'Wanneer ik zeg dat je moet springen spring je oké?'

'Wat?' Ik kijk van de trein weer terug naar de jongen.

'Weet je nog toen ik je vertelde dat je me moest vertrouwen?' Ik trok mijn wenkbrauwen op.

'Het was niet dat ik een keus had!' Riep ik naar hem. Hij schudde zijn handen los. Ik keek hem met grote ogen aan.

'Nu heb je ook geen kans.' De train denderde voor ons over de rails. 'Rennen!' riep hij luid. Ik ren achter hem aan en zie hoe hij een wagon in springt. Hij draait zich om en steekt zijn hand uit.

'Spring, nu!' Ik sprong en voelde hoe ik de wagon ingetrokken werd en mijn hoofd tegen de grond aan denderde. Een pijnscheut schoot door mijn voorhoofd. Ik kwam weer overeind en zag dat de jongen zijn lach probeerde in te houden. Ik schudde mijn hoofd en ging aan de andere kant van de kleine wagon zitten.

'Gaat het?' Glimlachte hij. Ik keek hem strak aan en knikte. Het was een tijdje stil. De zon scheen fel maar de wind die de wagon binnen waaide zorgde ervoor dat het niet al te heet was. Ik keek naar de jongen voor me die zijn armen achter zijn hoofd had gelegd en rustig in het hooi lag.

'Hoe heet je?' vroeg ik nieuwsgierig. Hij opende één oog en sloot hem dan weer glimlachend.

'Rhys,' antwoordde hij. Ik knikte.

'Mijn naam is-'

'Sage Morgenster,' onderbrak hij me. Ik fronste en keek hem verbaast aan. Hij grijnsde en tikte teken zijn hoofd. Ik leunde tegen de wand en wachtte op een verklaring.

'Je bent niet de enige meta human Sage,' glimlachte hij.

*

Plotseling verschenen kleine , lichtgevende blokjes die langzaam iets vormde.

Het was en beeldscherm. Er verscheen een symbool. Het was een cirkel met daar in een ster getekend. Daaronder verschenen wat kleinere symbolen. Ik frons en bekeek de symbolen aandachtig.

"Wat is het?" Een lange stilte volgde. Het enige wat ik hoorde waren mijn eigen zuchten. Ik draaide me weer om naar waar ik dacht dat de spiegels stonden. Ik wist dat ze daar zat.

"Wat moet ik er mee?" Mompelde ik. Een pieptoon vulde de kamer weer.

"Inloggen." Commandeert ze. Ik schudde mijn hoofd en kijk weer terug naar het scherm voor mijn neus.

"Wat is dit?" Ik hoor haar zuchten.

"We hebben je nodig om in te loggen Sage. Alsjeblieft maak het niet al te moeilijk voor jezelf door meer vragen te stellen."

Ik beet op mijn lip en staarde naar het symbool. Ik wist niet wat al die symbolen betekende. Waren het letters? Cijfers? Ik wist het niet. Maar toch had ik het gevoel dat ik het ergens van herkende. Een code.

Zonder er bij na te denken kwam mijn hand omhoog. Langzaam tikte ik een combinatie van symbolen in. Nadat ik het laatste symbool had ingetikt draaide ik de symbool met de ster twee keer naar links en vijf keer naar rechts waarna ik er nog een keer opdrukte. Het scherm lichte vel op. Ik kneep mijn ogen samen en zette een paar stappen achteruit. Langzaam begint het licht te verminderen.

MetaHumans

*

Secrets | R.WWhere stories live. Discover now