18

20 3 0
                                    

Ik zit ergens op een bosachtige plek die ik niet ken, maar die me ergens toch bekend voorkomt. Ik snap niet hoe dat kan, omdat het in Sarah's en blijkbaar ook mijn thuiswereld is, waar ik nu voor het eerst van mijn leven ben en als we er vandaag langs zouden zijn gekomen zou ik het waarschijnlijk wel herkend hebben. Maar voordat ik er echt goed over na kan denken, hoor ik geluiden die stemmen zouden kunnen zijn. Benieuwd naar wie hier misschien ook zijn, wil ik opstaan en er naartoe lopen. Ik frons mijn wenkbrauwen als ik wel sta maar van mijn plaats kan komen. Dit is raar... Me afvragend of ik niet toevallig ben vergeten mijn benen vooruit te zetten om te lopen (wat al even raar als onwaarschijnlijk klinkt) probeer ik het nog een keer. Helaas, ook deze keer kom ik niet vooruit. Waarom kan ik niet lopen? Mijn benen kunnen niet zomaar gestopt zijn met werken; ik kon wel gewoon gaan staan. Voor de zekerheid probeer ik of ik mijn been kan optillen, wat wel gewoon lukt. Als ik hem vervolgens naar voren probeer te brengen lukt dat niet. Halverwege wil mijn been simpelweg niet meer verder. Dan begin ik lichtelijk in paniek vooruit te schoppen, tegen het iets dat mij tegen houdt. Het enige goede aan dat ding is dat het geen pijn doet. 

Ik ben nog steeds bezig met los proberen te komen als ik de stemmen weer hoor, nu dichterbij. Zelf heb ik alles al geprobeerd dat ik kon verzinnen, maar zonder resultaat. Zouden zij me misschien kunnen helpen? Aan de andere kant, wil ik wel ontdekt te worden? Ik weet immers niet wat voor soort personen het zijn en wat hun motieven zijn. Ik besluit het nog even af te wachten, en omdat ik hier toch niet weg kan lijken te komen, ga ik weer zitten. 

Als ze eindelijk dichtbij genoeg zijn om ze te verstaan vraag ik me af of ze in een andere taal praten. Wat ze zeggen slaat namelijk nergens op.  De eerste persoon zegt vol verbazing, maar ook enthousiast, wijzend om zich heen: 'Kijk daar! Die bomen! Ze zijn paars!' , waarop de tweede persoon antwoord, alsof hij of zij niet begrijpt wat daar zo bijzonder aan is:     'Joh, wist je dat nog niet? Dat is normaal hoor, dat is voor de camouflage van de emoes.' 

Oké, het is dus geen andere taal, maar helemaal logisch is het nog steeds niet. Ik bedoel, emoes? Die zijn toch uitgestorven? Of waren dat de dodo's? En dan nog, emoes zijn toch niet paars?

De eerste persoon, dat een klein meisje van een jaar of zes met blond haar in twee staartjes en een belachelijk lange pony blijkt te zijn, valt dat van de emoes niet op. Wat háár bezighoudt is de kleur van de bomen.  'Maar ik bedoel, waarom zijn de bomen paars? Bij ons zijn ze meestal gewoon bruin met groene blaadjes! En hier zijn ze paars! En ze hebben maar een kleur.' Er verschijnt een peinzende uitdrukking op haar gezichtje. Wie laat er trouwens twee zulke jonge kinderen door een bos met paarse bomen en emoes en weet ik veel wat hier nog meer is struinen? Dat lijkt me niet heel verstandig, om eerlijk te zijn. 

De tweede persoon, een jongetje met donkerbruin haar, is nu degene die verbaast kijkt. 'Bruin met groen? Daar kunnen de emoes zich toch helemaal niet in verstoppen? En ook geen andere dieren. Bij ons hebben ze kleuren voor camouflage . Wij hebben ook blauwe bomen, die staan vaak bij een vijver of ander water, waar zich vaak waterschapen in verstoppen. Heb je wel eens een waterschaap gezien? Die zijn echt heel cool! Ze zijn heel groot en je kan vrienden worden met ze en dan volgen ze je altijd en als je hun wol afscheert en er een kledingstuk van maakt en die aandoet als je onder water gaat, krijg je het niet koud en kun je onderwater ademen!'  

Oke, die schapen klinken best cool. Ik zou er best wel een willen hebben. Zouden ze ook blauw zijn, aangezien de camouflage ook blauw is? Het meisje lijkt dezelfde mening te delen.

'Oh dat is leuk! Kunnen we een waterschaapje opzoeken?' en dan, al weer afgeleid, wijst ze naar een donkere boom, zwart misschien. 'Wat leeft er in zo'n boom dan? Hij lijkt een beetje op onze bomen!' Voordat het jongetje antwoord kan geven is ze er al heen gelopen. Ze hoort het niet als de jongen 'Lily, nee!'  roept, of ze negeert hem gewoon. En dan gebeurt het. Het moment dat ze de boom aanraakt komt er een gigantisch groot spinachtig iets naar beneden die zich in haar onderarm vastbijt. Ik wil te hulp schieten, maar wordt tegengehouden door de barrière waar ik eerder nog mee had gevochten, maar nu vergeten was dat hij er nog is. Hulpeloos moet ik toezien hoe het jongetje de spin afweert en het meisje wegsleept van de boom. 

'Lily! Gaat het goed? Lily?!'  Het meisje antwoord niet, maar er komt steeds meer bloed uit de plek waar ze gebeten is. 'Lily! Hou vol! Uhm.. kom, probeer te gaan staan! We.. we gaan waterschapen opzoeken oke? We moeten naar een vijver, daar kunnen ze je helpen! Alsjeblieft, ga niet dood!' En hij tilt haar op en rent haast weg. Dan is alles stil en lijkt het alsof er hier nooit twee kinderen zijn geweest, waarvan een bloedend werd weggesleept. Ik laat het in me inzinken, maar het enige wat ik nog kan denken is: en wat nu? 


(A/N) Suprise, ik leef nog! 

....

Ja sorry, dat duurde echt veel te lang, ik weet het :(  Maar toch lezen mensen mijn boek. Ik was echt serieus verbaasd toen ik dat zag en dat ik ergens op 200 sta in fantasy. Dus superbedankt, jullie hebben me weer motivatie gegeven om te schrijven, of je nu nieuw bent of je al een oudere lezer bent.  Wisten jullie trouwens dat dit boek al een langer dan een jaar bestaat? En ik ben nog maar bij het 18e hoofdstuk... Ik ben echt slecht. 

Maar goed, echt superbedankt, iedereen. Ik hoop dat ik jullie snel weer zie en ik zal mijn best doen nu wat sneller een nieuw hoofdstuk te schrijven. (Ik kan geen voorraden schrijven, het hangt er dus echt van af wat ik op hetzelfde moment schrijf)

Doei!

Verborgen Wereld (dit boek is hartstikke dood)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu