Hoofdstuk 2

100 6 0
                                    

Hoofdstuk 2

Ik besloot toen maar te gaan luisteren naar de leraar. Het ging over de koude oorlog. Dat had ik al uitgebreid behandeld. Dit was niet zo interessant meer. Ik zuchtte redelijk luid. Bepaalde blikken gingen mijn kant op. Maar toen besefte ik wat de man voor me allemaal zei. " Dus in 1959 besloot Chroesjtsjov uit het niets om de Berlijnse muur te bouwen en..." "Dat is niet waar." Zei ik redelijk geschokt wat ze hier voor informatie binnengedrongen kregen. "Pardon?" zei de leraar. Toen waren alle blikken, inclusief die van Jonathan, op mij gericht. Maar ik vertikte het om me nu terug te trekken.

"Het is niet waar wat u zegt." De man voor mij ging in een andere houding staan. "En hoe zegt u dan dat het gegaan is, mevrouw Dawson." Ik ging zelf ook nog even verzitten en begon mijn verhaal. "Toen Stalin was overleden, kwam er een nieuwe leider, Chroesjtsjov. Hij was de eerste die het initiatief nam om een bezoekje te brengen aan de Verenigde Staten. Kennedy en Chroesjtsjov hebben zelfs een goed gesprek gehad en veel dingen opgehelderd en opgelost maar over 2 dingen waren ze het niet eens en dat was Cuba, waar veel kernwapen bij betrokken waren die uiteindelijk alleen maar bij dreigementen hoorden, en dat was Berlijn. Chroesjtsjov en de rest van de Sovjet Unie vonden dat Berlijn bij hen hoorde aangezien het in het Oosten van Duitsland lag, dat hen toebehoorde, en dat de VS zijn troepen eruit moest halen. Kennedy had daar geen oren naar en beveelde zijn troepen daar te blijven. Chroesjtsjov was zo boos dat hij de DDR toestemming gaf om de Berlijnse muur te bouwen. Ook een van de redenen was dat West-Duitsland erg aantrekkelijk was voor de geleerde in Oost-Duitsland door de vrije economie. Veel mensen gingen dus we uit het oosten en het oosten verloor dus zijn geleerde, dus de Berlijnse muur was gelijk ook daarvoor een oplossing. En ik ben het met u eens dat het alsnog volkome onlogisch is dat de muur werd gebouwd, ik bedoel, waar zijn de rechten van de mens, maar om nou te zeggen dat het uit het niets kwam. Er was wel degelijk een reden voor. En de Berlijnse muur werd trouwens in 1961 gebouwd, niet 1959."

Het was even stil en toen werd er luid gejoeld. Ik voelde de ogen van Jonathan naast me naar me staren, maar ik keek alleen maar naar de man voor mij. Net zoals ik was hij rood aangelopen, alleen dan waarschijnlijk allebei voor een andere reden. Hij uit woede, ik door de starende blikken. De man deed een aantal keer zijn mond dicht en weer open, maar wist blijkbaar niet wat hij moest zeggen wat alleen maar meer gejoel opriep. Toen liep hij naar achter, naar zijn bureau, en ging aan zijn computer zitten. Waarschijnlijk om te kijken of ik gelijk had. Er verscheen een kleine glimlach rond mijn lippen. Ik hield ervan als ik gelijk had en diegene die het fout had het in kon laten zien. Op dat moment ging de bel. Zo kon ik helaas de blik van die man niet zien als die erachter kwam dat ik gelijk had.

Het was al gelijk pauze en ik liep maar een beetje de stoet mensen achterna en zag wel waar ik uit kwam. Uiteindelijk liep ik de kantine in. Toen ik mijn eten had gehaald bedacht ik me waar ik zou gaan zitten. "Katharina!" hoorde ik roepen. Het was van de jongen die mij de weg had geleid naar het lokaal. Ik wist nog steeds zijn naam niet. Ik glimlachte en liep naar hem toe. Hij zat aan tafel met een groepje dat er aardig populair uitzag.

Ik ging naast de jongen zitten. "Dames en heren. Dit is Katharina Dawson en deze meid heeft de beauty en de brains om het maar zo te zeggen. Ze heeft onze geschiedenis leraar de grond in getrapt." Er werd even gejoeld zoals in de klas gedaan had maar toen werd er een soort namen rondje gedaan. Sommige namen kon ik opvatten maar drie kwart weet ik al niet meer. Weer viel het me op dat de jongen naast me weer niet zei hoe hij heette. Dit begon echt irritant te worden. Maar ik was koppig en liet mijn irritatie niet de overhand nemen en hield mezelf in bedwang om niet te vragen naar zijn naam.

Er werden grapjes gemaakt maar zoals de meeste 'populaire' groepjes, waren de meeste grapjes nogal dom. Gelukkig was ik niet de enige die niet lachte bij de domme grapjes die gemaakt werden. Nog steeds de jongen naast me was blijkbaar wel wat slimmer dan de rest. Ik gebruikte mijn tijd dat ook niet om naar de domste moppen te luisteren, maar om naar de rest van de kantine te observeren. Op een bepaald moment viel mijn oog weer op Jonathan die helemaal alleen aan een tafel, een boek aan het lezen was. Ik besefte weer dat ik aan het staren was en draaide mijn hoofd snel weg.

Voor hemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu