Hoofdstuk 4

341 14 2
                                    

Ik fiets na school zo snel mogelijk naar Guusjes school, en ben net op tijd. De bel gaat en alle kinderen komen naar buiten. Ik zie Guusje hand-in-hand lopen met een jongen uit haar klas. Ze komt stralend op me af lopen en zegt: "Bram en ik hebben verkering." Bram knikt en straalt ook. Ik begin te lachen, ze zien er zo grappig uit samen. "Mag Bram bij ons spelen?" "Natuurlijk, heb je dat al met je mama overlegd Bram?" Bram rent naar zijn moeder en Guusje rent achter hem aan, ik loop ook maar even mee. Ik stel me voor en zeg dat ik het goed vind als Bram bij ons komt spelen. Zijn moeder zegt dat ze hem om 5 uur ophaalt en we lopen naar de fietstenstalling. Bram heeft zijn eigen fiets mee, een kleine felgroene. Als we onderweg zijn leunt Guusje de hele tijd richting Bram, waardoor we 3 keer bijna zijn gevallen. Het moet vast een heel grappig gezicht zijn, maar ik zal blij zijn als we thuis zijn.

Eenmaal thuis gaan Guusje en Bram in de tuin spelen en besluit ik maar even een rondje te gaan hardlopen. Ik liep vaak hard, maar heb er de laatste tijd niet meer zoveel zin in. Ik trek een blauw sporttopje van de H&M aan met een grijs vest erover heen. Ook doe ij mijn zwarte sportlegging aan en mijn Nike Roshe Run. Ik ben echt verliefd op deze schoenen. Ze sporten zó fijn en soms draag ik ze ook weleens naar school. Ik zet een playlist op Spotify op en begin te lopen. Ik loop overal en nergens heen, ik kijk wel waar ik uit kom. Onderweg kom ik gelukkig niemand bekend tegen, ik vind dat zo vervelend. Mensen willen dan meestal een praatje met je maken, en dan heb ik zoiets van: "hallo! Ik probeer hier te sporten! Het begint net te lukken en dan ga jij mijn ritme verstoren!" . Maar dat zeg ik natuurlijk niet..

Als ik thuiskom zitten Guusje en Bram inmiddels voor de tv. Ik pak wat sinaasappelsap en loop naar boven. Boven gooi ik al mijn sportkleren in de was en stap ik even snel onder de douche. Het was niet zo heel koud buiten, maar het is toch wel heel lekker om onder zo'n warme douche te staan. Als ik klaar ben met douchen, besluit ik even bij mijn ouders te kijken. Ze liggen niet in bed! Ze zijn ook niet in de kamer. "Guusjeee! Heb je papa en mama gezien?!" Ik ren naar de bank en zet de tv even uit. "Papa en mama zeiden dat ze naar de supermarkt gingen, ik weet niet wat ze gaan halen." Ik zucht, ze zijn zeker weer drank aan het halen. Ik zet de tv weer aan en Bram en Guusje kijken gewoon veer verder alsof er niks was. Ik bel mijn moeder en hoor een geluid uit haar slaapkamer komen, telefoon vergeten. Ik hoor iemand bij de voordeur en loop er naar toe. Papa krijgt de deur weer eens niet open. Als ik de deur open, valt mijn vader bijna. Hij houdt zich nog net vast aan de deurpost. Ik zie 2 kratten met bier staan. Ik word zo boos en gooi ze één voor één op de grond, al het bier gaat over de grond en het glas maakt heel veel geluid. Nouja, in mijn gedachte doe ik het, in het echt doe ik de deur verder open en laat ze naar binnen.

Als papa en mama even later op de bank zitten, gaat de bel. Er staat een jongen voor de deur, hij stelt zich voor als Roy, de broer van Bram. Hij is zo knap, hij heeft hele mooie bruine ogen met een donkergroen randje eromheen. Hij heeft een mooie witte glimlach en draagt een polo van Abercrombie, zijn haar is bruin en zit een beetje door de war, zo knap. Ik schrik op uit mijn gedachte als hij hoest. Nouja, hij kucht. "Eehh, hoi. Ik ben Lana, de zus van Guusje. Ik zal Bram wel even halen." "Moet ik even meelopen?" "Nee hoor, ik haal hem wel even voor je." Roy blijft buiten staan en kijkt een beetje raar. Normaal zou ik hem graag in mijn huis hebben, maar niet als mijn ouders zo zijn, ik schaam me kapot. "Bram, je broer is er. Kom je mee?" "Oke, doei Guusje tot morgen." Ze geven elkaar een knuffel en Bram loopt met me mee naar de deur. "Hee Roy, wat eten we vanavond?" "Ik weet het nog niet, maar ga je mee?" Bram bedankt me nog even voor het spelen en loopt dan naar buiten. Roy blijft nog even staan en hij zegt me gedag en lacht met zo'n lach die alleen jongens kunnen. Zo'n "scheve jongens glimlach". Ik glimlach terug en blijf nog even staan totdat ze de straat uit zijn.

VerlorenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu