Toen ik thuis was schreef ik in een schrift informatie over hem. "Woensdag 16:08 Duitse herdershond uitlaten. Een wandeling van 11 minuten. Straat sperwersingel, nummer 21" schreef ik duidelijk op het velletje wit papier. Ik stopte het schriftje weer weg in een laatje onderaan mijn bureau en ik ging op mijn bed liggen. Ik voelde me slecht en alleen. Ik wilde weer terug naar hem. Ik staarde naar het plafond en dacht ik aan wat ze misschien wel op dit moment aan het doen was. Misschien zit hij gewoon rustig op zijn telefoon of kijkt hij tv. Toen raakte mijn gedachten in paniek. Misschien is hij wel verdrietig! Misschien voelt hij zich nu net zo alleen als ik, ik moet dat weten. Ik wil niet dat hij pijn heeft. Ik moet een manier bedenken hoe ik hem kan zien. Ik wil zien of hij huilt, dan kan ik naar hem toe gaan en hem helpen. Ik kan de gene zijn die hij nodig heeft! Ik hou van hem. Ik spring mijn bed uit en ren de krakende trap op naar boven. Ik zoek in alle kasten die op zolder staan. Ik kijk achter de wasmachine en onder het oude kapotte bed dat daar boven staat. Maar ik kan het echt nergens vinden. Ik ren naar beneden de trapkast in. Ik kroop tot achterin de kast maar ook daar ligt het niet. Misschien hebben de buren het geleend. Onze buren lenen altijd alles van ons en wij alles van hun. We hebben een erg goede band en zitten dus ook vaak samen te eten. Ik laat mijn deur op een kiertje open staan en klop luid op de grijze deur van mijn buren. Mevrouw Jansen doet de deur langzaam open en steekt haar hoofd naar buiten. Ik vroeg haar beleefd naar de spullen die ik nodig heb. "Ik kan me niet herinneren dat ik ze heb geleend, maar ik zal even boven kijken. Kom maar binnen lieverd" antwoord ze lief op mijn vraag en ze verdwijnt de trap op. Ik loop de gang in en sluit de deur achter me. Na een paar minuten staat ze weer voor mijn neus met legen handen. Zelfs mijn buren hebben het niet.. waar kan het nou liggen?