Hoofdstuk ~2~

95 9 0
                                    

Huilend ren ik mijn straat in. Het is niet eerlijk. Waarom ik. Gedachtes vliegen door mijn hoofd. Wat zou hij doen. Wat doet hij wat ik niet mag weten. Als hij maar veilig is.
Als ik voor mijn huis sta voel ik in mijn broekzakken. Dan merk ik dat ik mijn huissleutel ben verloren. Waarschijnlijk tijdens het rennen. Ik probeer er niet te veel bij na te denken wat ik nu nog meer heb aangericht. Je kunt wel zeggen dat dit niet de eerste keer is dat ik hem kwijtraak. Ik loop een paadje naast het huis in wat me brengt bij de houten gammele poort naar de achtertuin. Als ik naar binnen kijk zie ik dat er nog licht brand. Ze zijn nog wakker. Voorzichtig doe ik de achterdeur van het huis open in de hoop dat ze misschien in de keuken zitten. Maar die hoop was tevergeefs. Ik heb nog net tijd om me van mijn moeders blikken te ontwijken. Ze stonden me op te wachten. Maar ik voel geen klappen of er komen ook geen woorden uit haar mond waar ze altijd te laat sorry voor zegt. Als ik weer op kijk, kijkt m'n moeder me nog steeds aan. Ohw, als blikken konden doden. 'Je bint ut niët waard' zegt ze na een tijdje met haar accent die ze altijd opzet als ze te boos is om het te uiten. Ze heeft het ooit zelf ontwikkeld zegt ze altijd. Ik heb het nooit geloofd. Vroeger mocht je namelijk nooit met iemand trouwen als hij of zei uit een ander land kwam. Daarom snap ik ook niet waarom ze hier zo'n ding van maken. Voorzichtig loop ik langs haar heen. Zonder ook maar een blik richting haar te werpen. Ze is het vandaag ook niet waard. Als ik de kleine woonkamer in kom zie ik mijn vader op de bank zitten. Hij heeft ijs op zijn schoot liggen. Ik denk terug aan wat ik had gedaan. Ik voel me zo dom. Bijna de hele wijk heeft het gezien en ik schaamde me niet eens. Ik kan mezelf wel een klap geven. Ik durf mijn vader niet aan te kijken maar ik weet dat hij, als hij op zou kunnen staan me nu al twee keer volop had geslagen. Ik wil weer door lopen naar de trap. 'Ga maar ja. Laat je hier nooit meer zien. Pas als je weet wat je niet alleen jezelf maar de hele familie hebt aangedaan mag je je hier weer vertonen. Als je nu ook maar denkt dat dat ding in je dit een thuis kan noemen....' Ik schrik van zijn woede aanval hoewel ik dit had kunnen verwachten. Ariën, waarom moest je nou toch gaan...
Er zijn op dit moment zoveel onbeantwoorden vragen. Hoe weten ze het? Wat doet Ariën nu en waarom zo stiekem? Zou hij op tijd terug komen? Wat gaan m'n ouders nu verder doen?
De deur gaat voorzichtig open. Een klein gezichtje kijkt om de deur angstig naar binnen in mijn kamer. Het is Aliah mijn jongere zusje. Hier heb ik nu even geen zin in denk ik. Maar ik klop alsnog twee keer op mijn bed. Ze begrijpt de hint en komt langs me zitten. 'Gaat het... Mayy?' 'Nee. Maar dat komt nog wel.' Haar gevoelige stem verraad dat vader ook is uitgevallen op haar. 'Heeft hij je geslagen?' 'Nee, maar Terral wel.' Terral is onze oudere broer, hij woont al op zich zelf maar twee keer in de week komt hij weer terug. De laatste tijd gaat het niet zo goed met Zilah, het kindje van hem en zijn vrouw. Hij komt hierdoor vaker thuis. Aliah trekt haar neus op en haar wenkbrauwen knijpt ze naar elkaar toe. Dat doet ze altijd altijd als ze niet probeert te huilen. Ik leg mijn armen om haar heen en geef haar een knuffel. Het doet me pijn als zij pijn heeft. We lijken heel erg op elkaar dat maakt denk ik ook dat we altijd al zo'n goede band hebben gehad. Ondanks onze leeftijd verschillen, begrijpen we elkaar. 'Waren Ariën en jij echt...' 'ja we waren echt bij elkaar.' Ik had het niet verwacht op dit moment, maar het beurt me op nu Aliah in mijn armen ligt. Haar hand raakt mijn broekzak. Dan pas heb ik door wat ze doet. Ik laat haar los en pak het geld uit haar handen. 'Wat is dat?' Omdat we nooit veel geld in huis hebben en onze ouders er ons ook niet mee vertrouwen had ik sinds een paar jaar geleden ook nooit geld in mijn handen gehad. Ik snap haar vraag en ben opgelucht. Wat als ze wist wat het was en het tegen vader en moeder ging zeggen. 'Dat vertel ik je nog wel een keer.' Ze knikt en begrijpt dat het niet haar zaken zijn.

Een fel licht verblind mijn ogen. Naast mij ruik ik de natuurlijke geur van Aliah. We zijn samen in slaap gevallen. Ik zie het geld nog voor me liggen op mijn dekentje. Snel raap ik het op en kruip over Aliah heen tot mijn voeten de koude vloer raken. Ik kijk nog eens naar het geld en probeer te tellen hoeveel het zou zijn. Hoelang heeft hij hier wel niet voor gespaard? Ik denk constant aan hem. De ene keer ben ik boos maar het meeste van de tijd mis ik hem. Ben ik hem dierbaar en zou ik hem en halfjaar in mijn hart koesteren samen met het kindje in mijn buik. Ik leg het in een klein openingetje achter mijn kleren in de klerenkast. Daar zou niemand het vinden.

~•de selectie•~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu