~hoofdstuk 6~

89 7 1
                                    

Ik stap uit het vliegtuig. Samen met Liliah. Ik heb haar tijdens de vlucht ontmoet. We moesten samen reizen omdat onze provincies vlak naast elkaar grenzen. Er was meteen een klik tussen ons. Hoewel Liliah uit een rijke familie komt en ik uit een arme hadden we de zelfde ideeën over het land. De verschillen tussen rijk en arm moeten kleiner worden. Ik vroeg haar ook naar de selectie. Wat vond ze er nou eigenlijk van. Ze praatte heel open en vertrouwd. Ze vond het heel spannend en kon bijna niet wachten om Lyam te zien. Het was heel gezellig en ze vatte deze selectie ook totaal niet op als een competitie met winnaars en verliezers. In tegendeel zelfs.
Nog nooit heeft iemand bij de eerste ontmoeting zo vertrouwd gevoelt. Ze liet me ook veel aan Aliah denken. Niet alleen door de namen die veel van elkaar weg hebben maar ook hun persoonlijkheid. Ze kunnen allebei veel praten en met hun lach zouden ze iedereen in een keer kunnen betoveren.
'Iieee.. kijk daar!' ze wijst enthousiast voor ons uit. Er is een gangpad voor ons overgelaten naar de volgende taxi. Doordat ik zo in gedachten zat en teveel met mijn tas bezig was, is me de mensenmassa om het pad heen helemaal ontkomen. Het geeft me een angstaanjagend gevoel. Dat zoveel mensen nu weten wie we zijn. Ik zie verschillende posters en bordjes met prinses Liliah erop. Mijn naam staat er ook soms tussen. Liliah loopt meteen voorop naar een aantal mensen toe. Ik glimlach. Hoe kun je zo enthousiast zijn als dat zij is. Ik klem mijn handen tussen mijn rugzak bandjes en loop voorzichtig achter haar aan. Ik voel me totaal niet op mijn gemak. Allemaal mensen die me kennen en naar me zwaaien alsof ze mijn beste vrienden zijn. Maar dat zijn ze niet. In mijn ooghoeken zie ik Liliah met mensen op foto's gaan en handtekeningen zetten. Daar in tegen voel ik me net een meisje met geen verstand. Dat heb ik wel, maar niet hier voor. Ik heb ook niet echt de zin om te doen alsof ik dit leuk vind. Ik heb duidelijk tegen Liliah gezegd dat het allemaal perongeluk is gebeurd. Perongeluk dat ik ben uitgeloot. Perongeluk dat ik nu hier sta. Ze antwoorde daarop dat we dat allemaal zijn. De hele selectie is onverwacht. Dat we waarschijnlijk alle 35 geen idee hadden. Ze had weer gelijk. Ze komt naar me toe gehuppeld. 'Geniet een beetje. Je bent een van de weinige.' Ik zucht. Misschien had ze gelijk. Dat ik hier niet aan mee wil doen betekent niet dat ik me als een chagrijn moet gedragen. 'Oké.' Langzaam begin ik los te komen.
Het is eigenlijk best leuk.
Hoewel Liliah duidelijk meer aanhangers heeft, zijn er ook mensen die speciaal voor mij zijn gekomen. Ik zie een groot spandoek met: 'Mayyal onze queen, laat ons de goede kanten zien.' Ik moest even nadenken bij de zin. Hoe konden ze weten dat ik met een stom gevoel zou komen opdagen, maar al snel werd me duidelijk dat ik de enige ben van de selectie die uit een arme wijk komt. Het geeft me een goed gevoel dat ze in me geloven. Waarschijnlijk tevergeefs, maar ik kan het land wel duidelijk maken dat ik voor kleine verschillen ben. Ik begin te zwaaien. Ik kom los. Er dringt een magisch gevoel in mijn buik. Ik heb me nog nooit eerder zo gevoelt. Maar het voelt goed. Comfortabeler loop ik verder. Zwaaiend en roepend naar mensen. Met mijn gezicht op meerdere telefoons en waarschijnlijk straks ook op meerdere Social media's
Ik kan de taxi aan het einde van de menigte bijna zien.
Liliah komt weer langs me lopen. 'Leuk hè. Dit.' 'Ja eigenlijk wel..' antwoord ik terug. 'Kijk die knappe jongen met dat bordje.' Ze wijst naar een jongen die een beetje verstopt zit tussen de mensen. 'Ja...' 'Hij loopt al de hele tijd mee met ons. Volgensmij is hij nu al helemaal weg van jou.' Ik lach. Maar als ik beter kijk. Nee. Nee. Liliah kijkt me vragend aan. Mijn rustig stralende blik is in een keer in een zware blik veranderd. Hij manoeuvreert zich meer naar voren door de mensen heen. Hij houdt het bordje voor zijn gezicht. 'Ik hou van je Mayy. Voor altijd.' Staat erop. Ik probeer me op andere mensen te richtten. Maar mijn gedachten blijft bij de jongen en de tekst hangen. Ik maak snelle bewegingen met mijn hand tegen Liliah's arm. Ze kijkt me verschrokken aan. 'Volgensmij.. is.. is het... Ariën!?' Hij haalt het bordje van zijn gezicht weg. Ik voel dat Liliah contact met me probeert te maken. Mijn gedachten zijn nu even ergens anders. Ariëns blikken en die van mij kruisen elkaar. Ik voel weer een zwaar gevoel op mijn maag neerkomen. Ik wil naar hem toe rennen en zeggen dat het me spijt. Hem omhelzen. Hem kussen. Ik voel ineens weer hoe erg ik hem heb gemist. Maar hoe kan hij hier zijn en waar was hij al die tijd. Zijn ogen stralen vergiffenis uit hoewel ik had verwacht dat hij kwaad zou zijn. Ik wil net naar hem toe rennen als hij handgebaren maakt dat ik niet dichterbij mag komen. Ik blijf in een keer stilstaan. Waarom? Zeg ik zonder geluid te maken. Met zijn handen gaat hij verder met een kruisje maken. Dan wijst hij naar de taxi. Boos kijk ik van hem weg. Als hij het zo wil spelen.
Ik voel een hand op mijn schouder. 'Het komt wel goed.' Ze kijkt bezorgd maar lief naar me. Ze weet niks van Ariën maar ze begrijpt me. Ze weet ook dat ze zich er verder niet mee moet bemoeien. 'Kom we lopen verder.' Ze zwaait nog een paar keer en ik probeer mee te doen. Dan stappen we in de volgende taxi die ons naar het paleis brengt.

Er zitten wallen onder mijn ogen. Ik heb de hele rit aan Ariën gedacht. Gehuild. Liliah liet me gelukkig met rust. Ze wist, voelde dat het haar niet aan ging. Niet nu.
De auto stopt. We zijn er. Bij het paleis. Liliah en ik stappen uit. Ze klopt nog een paar keer op mijn schouder. Om zeker te weten dat het goed zit. Ik knik naar haar. Ze hoeft zich geen zorgen om mij te maken. Naast ons staan de 33 andere meisjes. Om ons heen staan alweer heel veel mensen. Maar nu niet meer met vlaggetjes en spandoeken van Liliah en mij maar deze zijn voor iedereen. Voor ons ligt een rode loper die eindigt bij een groot podium. Daar zie ik Lyam al staan. Samen met de koning en koningin. Ik rol met mijn ogen. Ik heb hier geen zin in. In tegenstelling tot de andere heb ik de meest eenvoudigste kleren aan. Een spijkerbroek met een donkerblauw topje wat goed staat bij mijn oranje haren. Ik heb het altijd aan naar speciale momenten. Ember, die me de vorige keer tijdens de loting ook al was opgevallen heeft een mooie gele jurk aan wat goed bij haar donkere huidskleur past. Hierdoor valt ze extra op. De rest ken ik niet zo goed.
We lopen in een rijtje één voor één naar voren. Ik als elfde. Liliah loopt voor me wat ik fijn vind. Dat voelt nog een beetje vertrouwd aan. De mensen joelen en roepen namen. Het is hier dubbel zo erg als bij het vliegveld. Maar Liliah is hier duidelijk ook favoriet. Voorzichtig beginnen we naar het podium toe te lopen. Ik kijk mijn ogen uit. Overal verschillende grote posters met gezichten erop. Ik probeer ze ondertussen dat ik loop te koppelen aan de meisjes die ik hier al heb gezien. Ik zie een meisje met donker zwart haar op een poster staan met mooie groene ogen. Ik herken haar van net. Ze was heel spontaan. Ze gaf iedereen netjes een hand en vroeg naar onze namen. Dan hoor ik iemand Mayyal roepen. Ik kijk naar de kant waar het vandaan komt. Uit de verte kan ik zien dat het een groepje jongens zijn. Ik glimlach. Het is een grappig gevoel dat er meer is dan onze wijk. Waar de jongens allemaal het zelfde zijn. De meeste zijn vasthoudend aan hun waarde en normen van hun ouders. Op een paar uitzonderingen na. Ik moet denken aan de jongens bij het gemeente huis. Hier voelt het op een vreemde manier alsof iedereen het zelfde is. Het is fijn. Warm.
'Wohaoow..' ik voel een hand die van mij pakken en een andere hand op mijn buik rusten. Met mijn hoofd raak ik nog net niet het podium. Als ik omhoog wil komen botst mijn hoofd ook nog tegen dat van... Ik kijk hem recht in de ogen aan. Het is Lyam. Auwch. We liggen allebei in een deuk. 'Er is hier een trap uwe schoonheid.' Dan stop ik met lachen en denk ik weer helder na. Ik ben zo dom. Ik ben over een trap gestruikeld en in de handen van de prins gevallen en dan durft hij me ook nog "uwe schoonheid" te noemen. Hij kijkt me verward aan. Ik kijk van hem weg, strijk mijn handen over mijn broek en loop door op het podium. Als we allemaal op het podium staan krijgen we een luid applaus. Greg komt ook het podium op. 'Hier zijn ze dan. De selectie kandidaten.' We krijgen weer een groot applaus. Ik krijg een dubbel gevoel. Ik voel me vereerd maar ook weer schuldig. Lyam kijkt me nu al een paar keer aan. Ik weet niet of hij dit bij iedereen doet en hoe die meisjes dan reageren, maar ik blijf hem negeren. Ik weet niet of ik ooit mijn gevoelens open zou zetten voor hem. Ik blijf steeds aan Ariën denken. Wat deed hij op het vliegveld. Waar is hij nu?
Ik wrijf over mijn buik.

~•de selectie•~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu