Hoofdstuk ~3~

105 8 0
                                    

Zwijgend lig ik op mijn bed. Het kussen waar ik mijn hoofd in leg is nat. Ik heb weer gehuild. Het verbaasd me meestal nog dat ik kan huilen en dat mijn ogen nog niet zijn uitgedroogd. Ik ben al een maand niet meer het huis uit gegaan sinds Ariën weg is. Hij heeft niks meer van zich laten horen. De ene keer ben ik boos en kon ik hem wel schieten en de andere keer zit ik te huilen op mijn kamer en wil ik zijn armen om mij heen hebben.
Ik hoor voeten stampend op de trap tredens naar boven komen. Aan de manier waarop kan ik horen dat het mijn moeder is. Sinds het ongeval een maand geleden heb ik het weer kunnen bijleggen met mijn moeder. Het is weer zoals het altijd is geweest tussen ons. Het enige verschil is dat ze me nu leert omgaan met het hebben van een kind. Mijn vader had me er nog van willen overhalen om het kind te laten aborteren, maar mijn besluit stond vast. Als ik het dan toch zou overwegen had ik het met Ariën willen overleggen. Dat kan nu niet. De deur zwaait open. Ik schrik ervan en ga gelijk recht op zitten. Het is mijn moeder. Ze gooit een emmer met vieze kleren in mijn kamer. 'Als je met de was klaar bent kom je meteen naar onder en geen gemaar.' Komt er strenger uit dan dat ze zelf volgensmij had gewild. 'Droog ook alsjeblieft je tranen. Ik wil niet dat je vader je iets doet.' Haar gezicht straalt medelijden uit.
Met de emmer tussen mijn heup en arm geklemd loop ik naar de wasbak. Ik leg hem op de grond. Boven de wasbak kijk ik in de spiegel. Ik heb wallen onder mijn ogen hangen en mijn gezicht ziet eruit alsof het te lang geen zonlicht meer heeft gezien. Ik draai me om van de spiegel. Dat was ik niet, maak ik mezelf wijs. In iedergeval niet de echte ik. Niet de stralende jonge vrouw die ik vroeger altijd was. De pijn en het verdriet van de afgelopen dagen is in mijn huid gekropen.
Zenuwachtig loop ik naar onder naar mijn ouders. Iets in mijn moeders stem zei dat ik me zorgen moest maken. Ik ontwijk de blikken van mijn vader die nog elke keer woede uitstralen. Ik heb ook nog niet de kans gehad om sorry te zeggen. Ik durfde niet. Mijn moeder wijst uitnodigend naar de vervallen houten tafel. De spanningen die er nu in het huis zijn te voelen zouden ze nog vijf huizen verderop kunnen voelen. Voorzichtig neem ik aan de keukentafel plaats. Mijn vader komt er ook bij zitten. Er ontstaat een vuile grijns op zijn gezicht. Vlug kijk ik weer naar mijn moeder. Ze pakt een envelop achter haar rug vandaan en legt hem voor me op de tafel neer. Ze gaat aan de linkerkant van me zitten. Er staat een koninklijk teken op de envelop. Mijn vader geeft me een tik op mijn rug en zegt: 'we hebben een leuke verrassing voor je.' De tik was waarschijnlijk vriendschappelijk bedoeld, maar hij duwt me tegen de tafel aan en ik veer weer terug. 'Stel je niet zo aan en maak die envelop open.' Mijn moeder kijkt me nog steeds stil zwijgend aan. Ik pak de gouden envelop en maak hem voorzichtig open.
'Wat is dit!?' Ik gooi de brief die in de envelop zat weer op tafel. 'Mam?' Ik voel me boos worden. En terecht. 'Vader?!' M'n vader begint te lachen. 'Ehenn wat vind je d'r van?' Ik ruik nu pas de alcoholische geur die uit zijn mond en van zijn kleren komt. 'Moeder meent hij het. Hij is dronken. Jullie maken een grap.' Mijn vader is nog net niet dronken genoeg om te begrijpen wat ik zeg. Hij haalt zijn hand naar mij uit en net als hij wil uithalen, hoor ik moeders vuisten op de tafel slaan. 'En nu is het genoeg.' Mijn vader schrikt en trekt zijn hand terug. Naar waar die hoort. 'Ik doe niet mee, moeder.' Ik kijk haar verwachtingsloos aan. 'Je moet. Hoe wil je anders je reputatie hier op orde krijgen.' Zegt mijn vader. 'Je moeder wordt nog elke dag na geroepen. Als zo moeder zo dochter of sletje. Door wie denk je. Door jou. Precies.' Waarom moeten ze mijn moeder hebben... Ik zie tranen opkomen in de ogen van mijn vader. 'Sorry.' Het is even stil. 'Maar ik wil echt niet tussen die diva's staan. Echt niet.' Elke keer als de prins van dit rijk 18 wordt, word hij "uitgehuwelijkt". Er word dan uit elke provincie één meisje uitgeloot. Die mogen dan naar het paleis gaan en daar blijven tot dat de prins ze niet meer nodig heeft. Uit medelijden voor de arme geven ze hun ook een brief, maar nog nooit is er uit de Bacheloor wijk iemand uitgeloot. Het laatst overgebleven meisje moet met hem trouwen. Daar wil ik dus niet bij horen. Het hele seizoen word gefilmd. Iedereen kan je dan zien en volgen. Niks voor mij. 'Uuhm... ik ben trouwens ookk..' ik wrijf met mijn hand op mijn buik. Ik durf het woord hier in huis nog niet te zeggen. 'Zwanger, ja weten we.' zegt mijn moeder vastberaden. 'Die buik houden we verborgen en zeggen er niks van.' Zegt mijn vader er achter aan. 'Waarom doen jullie eigenlijk nog moeite om me hier voor op te geven. Ik word toch niet uitgeloot. Niemand hier.' 'Ze zeggen dat deze prins wat minder meedogenloos is.' Zegt mijn moeder.
Geloof je het zelf...

Met mijn moeder naast me loop ik naar het gemeente huis. Ik heb mijn mooiste kleren aan moeten trekken aangezien ze ook foto's van ons willen maken. Ik heb een zwart jurkje tot de knie aan. Boven mijn heup zit een wit lintje. Volgensmij verwarren ze dit met een begrafenis. Er verschijnt een glimlach op mijn gezicht. Dat is lang geleden.
De dag nadat ze het hebben gevraagd heb ik er uiteindelijk toch mee ingestemd. Ze zouden me toch nooit uitloten. Whatever. Allemaal andere meisje met hun moeder lopen ons voorbij. Er loopt ook een meisje dat ik ongeveer 14 schat. Ik moet nog harder lachen. Als zij word uitgeloot zou ik dat echt geweldig vinden. Ik moet aan Aliah denken. Die had haar vanmorgen ook helemaal opgetut. De make-up van moeder zat overal. Ze begon bijna te huilen toen vader haar moest teleurstellen. Ik heb haar nog een knuffel gegeven en gezegd dat ik nog voor geen goud met haar leeftijd zou willen ruilen. Ze moest lachen en stak de tong naar me uit.
Bij het gemeentehuis staan een paar jongens. Het zijn dezelfde jongens die er die avond van het accident ook waren. Ik wil me in een reflex omdraaien maar moeder pakt mijn arm stevig vast en neemt me mee naar de ingang van het gemeentehuis. De jongens kijken me aan en fluiten me na. Mijn ogen staan op woede en als ik hun was zou ik maar uitkijken. Ik loop hun snel voorbij de ingang in. Binnen staan meteen twee bewakers. Ze hebben allebei het teken van het koninkrijk op hun borst staan. Twee cirkels die aan elkaar verbonden zijn met drie driehoekjes van de bovenkant van een kroon erboven. Simpel. Ik loop ze voorbij. Mijn moeder houden ze tegen. Ze moet in de wachtkamer wachten. Ze steekt een duim naar me op en ik loop verder naar een man met een witte pruik op. Sukkel. Vast zo'n "slaaf" uit het paleis. Hij kijkt me begripvol aan en manoeuvreert me tussen de andere meiden door naar een van de vele deuren. Hij opent de meest linkse deur voor me. 'Veel succes.' Zegt hij. Hij loopt weer snel terug om de andere meiden op te vangen. Voor me staat een verzorgingsbed en links van me een weegschaal. Een vrouw die achter haar bureau vandaan komt geeft me een hand. Op haar naamkaartje dat op haar borst hangt staat Marianne. 'Hallo..., Marianne' zeg ik vriendelijk. Thuis hebben mijn vader en moeder me een snel lesje koninklijke manieren geleerd. Niet dat zij er iets van begrepen. Ze toont er geen aandacht aan en lijd me als eerst naar de weegschaal. 55,5. Gelukkig het kindje in mijn buik heeft nog niet mijn gewicht verhoogd. Met een afkeurende blik kijkt Marianne me aan en typt het in in de computer. Ze zet me op het bed neer. Tikt met een hamertje op mijn knieën, meet mijn temperatuur en ga zo nog maar even door. Als ik weer moet staan meet ze mijn ledematen. Mijn buik heeft zich nog niet opgezet. Mijn moeder zei dat ze pas na 6 maanden een babybuik begon te krijgen. Ik hoop dat ik dat ook ga hebben. Met al mijn gegevens opgeslagen en de envelop in haar hand stuurt ze me weer naar buiten.
Als ik weer buiten kom zie ik mijn moeder verderop roken. Dat doet ze altijd als ze zenuwachtig is. Ik heb haar wel eens gezegd dat ze daarmee moet stoppen maar ze kan het niet laten zegt ze dan altijd. De jongens zitten er nog steeds. Jace zit er ook bij. Op de basisschool waren we beste vrienden maar toen er andere jongens op zijn pad kwamen heeft hij niets meer tegen mij gezegd. Ik heb hem nooit kunnen vergeven. Ik kijk hem in zijn ogen aan als ik langs loop. Hij zegt niks. Laat hem maar, denk ik bij mezelf. Als ik ze voor bij loop hoor ik achter mijn rug om dat ze over mij praten. Ik draai me om. 'Moet je wat.' Ik zeg het uitdagend genoeg dat twee van de jongens op me af komen lopen. Één jongen met bruin haar en helderblauwe ogen komt dicht bij me staan. Zelfverzekerd. Hij kijkt me doordringend aan. 'Sletje' zegt hij met een duidelijke uitspraak. Ik wil net iets terug zeggen als hij me stompt met zijn vuist in mijn buik. 'Jij ben niet zo slim meisje.' Ik wil hem net een klap in zijn gezicht geven, maar mijn moeder trekt me net op tijd weer terug. 'We gaan naar huis.'
———————————————————————

Hoofdstuk 4 is er ook!

~•de selectie•~Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu