3

40 1 0
                                    

“Nase, Nase!”

Nase wordt wakker als hij kleine warme handen zijn schouders heen en weer voelt schudden. Hij opent zijn ogen langzaam en kijkt naar zijn zus’ gezicht die maar een paar centimeter van die van hem is verwijderd. Haar bruine grote ogen staren naar die van Nase.

“Heh gelukkig.”

Het meisje gaat op Nase’s buik zitten.

“Ik dacht dat je dood was!”

Van een afstandje hoort Nase zijn vader lachen. Als hij in die richting kijkt ziet hij ook de hoofdleden van zijn vaders gang om een vuurtje zitten.

“Rustig aan Ellen, hij is niet zo makkelijk dood te krijgen!”

Vader trekt met zijn tanden een stuk vlees van een bot af en praat verder met een volle mond.

“Hij is ook een Ökami” hij lacht trots als hij een nieuw bot met vlees van het vuur pakt.  Nase zucht en kijkt naar de paar strepen zon die door de groene bladeren door kunnen dringen en de grond raken. Hij wil eigenlijk gewoon naar huis. De enige reden waarom hij met zijn vader meeging, was omdat zijn tweelingzus dat graag wou. Hij kan Ellen gewoon niet alleen laten. Terwijl Ellen eigenlijk de oudere is, gedraagt ze zich als drie jaar jonger. Ze wil nooit ergens alleen heen, en huilt heel snel. De meeste mensen die Nase en Ellen samen zien, denken dat Nase de oudste broer is en zien ze niet eens als tweeling. Dat kan misschien ook komen omdat Ellen lang, rood, krullend haar heeft, en Nase stijl, bijna zwart haar heeft. Dus Nase ging maar mee met zijn vaders gangs rooftocht om zijn zus niet alleen te laten. Elke keer als hij ziet hoe blij hij zijn zus heeft gemaakt door mee te gaan, vind hij het al iets minder erg dat hij is gekomen.

“Luister Nase,”

Nase kijkt weer richting zijn vader wanneer hij zijn naam hoort.

“Wij zo weer roven, ik wil dat je hier blijft om op je zusje te passen.”

Nase gaapt, maar knikt daarna. Ellen laat een zacht giecheltje horen als ze ziet dat haar broertje weer bereid is om op haar te passen. Vader lacht.

“Dat is mijn jongen.”

Hij verandert in een grote donkere wolf wanneer hij weg loopt, slaat hij nog even zachtjes met zijn staart tegen de rug van Ellen. zijn gang volgt hem richting het dichtbij zijnde dorp. Nase volgt hem met zijn ogen en wanneer hij uit het zicht is verdwenen, zucht hij. Ellen zit nog steeds op zijn buik, met haar grote glimlach. Ze rolt van haar broer af en gaat tegen hem aan liggen.

“Wat zullen we doen~?”

Ellen houd de laatste toon lang aan, zoals ze wel vaker doet. Nase legt zijn hand in haar haar en strijkt het in de goede positie.

“Heb je ideeën dan?”

Ellen knikt een paar keer snel achter elkaar, waardoor haar haar gelijk weer door elkaar zit.

“Laten we in het bos op zoek gaan naar diertjes! Eten! Dan komt papa terug en dan is ie vast trots op ons als hij ziet dat wij het eten hebben gevonden!”

Nase schud zijn hoofd en antwoord: “We moesten hier blijven, weet je nog?”

Ellen pruilt.

“Nase~!”

“Nee, we blijven hier.”

Nase tikt zachtjes tegen zijn zus’ neus aan. Ellen antwoord door in zijn vinger te bijten. Door haar scherpe hoektanden begint Nase vinger te bloeden. Nase glimlacht alleen. Zijn glimlach verdwijnt als hij achter Ellen een groep mannen aan ziet komen. Hij hoort ze praten over hun vader.

naamloos (Nederlands/Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu