Hoofdstuk 57

162 21 11
                                    

Pov Dyla

De beelden schieten voor mijn ogen. De beelden, de herinneringen. Het meisje, Empire, Elementos....
Mijn ogen zijn dicht, mijn hoofd bonkt, ik voel een warme vloeistof over mijn wang lopen, bloed.
Het gemompel en een vage lach dringen mijn oren binnen. Voor een paar seconden weet ik niet waar ik ben, een rilling trekt door mijn lichaam en ik merk dat mijn armen en benen vast zitten. En ik weet het weer...
Die man, die Silvesto, hij heeft iets gedaan. Hij heeft me hier vast gezet....
Ondanks de steken in mijn hoofd voel ik een razende woede opkomen, zoals altijd probeer ik deze te onderdrukken.
Om een reden heeft dit alles mij woedend gemaakt, een kokende haat die van binnen opstoomt.
Het bekende gevoel overstroomt me, en ik zit haast te wachten op de rode waas, op mijn gedachtes die zichzelf uitschakelen.
Dit gebeurt niet.
Mijn hart begint harder te kloppen, de woede lijkt me over te nemen, maar mijn gedachtes niet.
Mijn ogen gaan open. En er is wel degelijk een rode waas.
Silvesto staat in de kamer, zijn rug naar mij toe. Ik begin zwaarder en sneller te ademen, de withete woede brand van binnen.
Er klinkt een harde knal terwijl ik mijn hand lostrek. Nog een knal terwijl ik de andere ook los trek. En mijn voet. En mijn andere voet.
Silvesto kijkt mij met een angstige, verbaasde en vooral verwarde blik aan terwijl ik langzaam van de tafel opsta.
Ik voel hoe mijn benen het bijna begeven terwijl ik op hem afloop, maar het lijkt alsof ik ze niet kan besturen.
Silvesto loopt achteruit, zonder zijn ogen van me af te wenden.
De blik van Silvesto zorgt voor voldoening, maar het lijkt alleen de woede te vergroten.
Hij staat met zijn rug tegen de muur, zijn jas besmeurd met bloedvlekken, hij schreeuwt iets, maar ik lijk het niet te kunnen verstaan.
Mijn hand vliegt naar zijn keel en de kracht slaat hem tegen de muur, zijn handen schieten naar de mijne terwijl zijn voeten langzaam van de grond komen, mijn hand verstrakt terwijl ik hem tegen de muur omhoog duw.
Benauwde geluiden komen uit zijn keel terwijl hij in mijn greep spartelt.
Er lijken nog meer woorden uit zijn mond te komen, maar ze bereiken mijn oren niet. Ik zie een zilveren flits voordat er een zacht geluid klinkt, en er verschijnt een grijns op het gezicht van Silvesto. Als ik omlaag kijk steekt er een dun, zilver mes uit mijn buik.
In plaats van de pijn, is er woede, zo veel woede.
Langzaam kijk ik Silvesto weer aan, wiens grijns verdwenen is.
Zonder zelf te merken wat er gebeurt schiet mijn hand naar zijn haar en ik trek hem naar voren, om zijn hoofd daarna kei hard tegen de muur te slaan.
Er komt nog een vaag geluid uit zijn keel voordat hij in een zakt, en niet meer beweegt. Een gevoel van genoegdoening komt in me op, nog steeds vermengt met een razende woede, wat langzaam wegzakt.
Ik struikel naar achter, mijn benen lijken weer te reageren maar zo plotseling dat ik in elkaar zak.

Mijn lichaam lijkt weer wakker te worden, de woede is weg, net als de rode waas, mijn armen en benen doen weer wat ik wil, maar dat gaat gepaard met een stekende pijn in mijn hoofd, en een nog ergere pijn in mijn buik.
Een kreun komt uit mijn mond terwijl ik mezelf omhoog duw. Ik kijk omlaag naar het mes dat uit mijn buik steekt. Een grote rode vlek is duidelijk zichtbaar in mijn kleren.
Het lijkt alsof ik met een ruk terug naar de werkelijk word getrokken, en een pijnlijk geluid komt uit mijn keel terwijl ik met een hand op mijn buik opsta.
Mijn hartslag gaat snel, en ik probeer diep in en uit te ademen maar sla meteen dubbel van de pijn.
Met mijn hand zoek ik steun tegen de muur terwijl ik naar de uitgang schuifel, het bewusteloze lichaam van Silvesto laat ik achter me.
De kamer gaat over in een gang. Een koude wind is duidelijk voelbaar van links en als vanzelf dragen mijn voeten mij daarheen.
Hinkend sleep ik mezelf door het doolhof van gangen, wat eindeloos lijkt te zijn. Maar dat is het niet.
Na een lange gang is er een deur, die verbazingwekkend makkelijk open gaat.
Meteen slaan de sneeuwvlokken op mijn gezicht, de kou doet pijn aan mijn armen en hoofd.
Mijn buik voelt akelig warm van het stromende bloed en bij elke beweging gaat er een pijnscheut door me heen.
De deur knalt achter me dicht. Hulpeloos sta ik in de ijskoude wind, omringd door bomen. Ik heb geen idee waar ik ben.
Met mijn hand tegen mijn buik begin ik door de sneeuw te ploeteren. Er ligt minstens een halve meter, maar vanaf de deur lijkt er een pad te zijn waar de sneeuw is platgestampt.
Het is amper te zien maar ik kan het voelen. Na een paar stappen hou ik het al niet meer, een kermend geluid komt uit mijn mond waneer het mes nog verder in mijn buik lijkt te snijden.
Zonder er langer over na te denken pak ik het metalen handvat vast en trek het mes er langzaam uit. De pijn giert door mijn lichaam terwijl alles aan me lijkt te zeggen dat ik er mee moet stoppen. Ik krijg zwarte vlekken in mijn zicht en heb het gevoel alsof ik moet overgeven.
Een harde gil komt uit mijn mond terwijl het mes er uit komt. Het rode bloed druipt in de witte sneeuw, en ondanks de pijn voelt het beter.
Ik trek mijn shirt omhoog en kijk naar de wond waar het bloed langzaam uitloopt.
Ik bijt op mijn lip terwijl ik langzaam op de wond druk, ik proef al snel bloed.
Ik blijf nog een paar seconden staan, waarin de wond lijkt te bonken onder de druk van mijn hand, voordat ik verder schuifel over het pad.
Ik heb nog geen vijf stappen gezet voordat mijn been wegschiet in de sneeuw en ik het uitschreeuw terwijl ik op mijn buik val.
Door de klap op de wond lijkt de pijn als vuurwerk door mijn lichaam te spatten, zwarte plekken verschijnen voor mijn ogen, tot ze mijn hele zicht vullen.
Duisternis.

Ik lijk uit mijn lichaam te worden getrokken. De hitte komt vanuit het niets en valt als een zware deken om me heen.
In de hoge zaal hangt een donkere sfeer, er staan twee tronen waarvan er eentje, de grote, leeg is.
Op de kleine zit een meisje. De angst is van haar gezicht af te lezen, terwijl ze naar de deur staart waarachter explosies klinken.
Haar bruine golvende haren zijn opgestoken, en een zwarte diadeem prijst zichzelf op haar hoofd.
De rood-zwarte kleren, die me zo bekend voorkomen, passen bij haar pikzwarte empire huid.
Er valt een stilte, waarbij het meisje zenuwachtig opstaat.
Met een harde knal schiet de deur open, Eleios staat in de opening. Zijn kleren vies, op sommige plekken gescheurd. In zijn ogen staat een verwilderde blik.
Met stevige passen loopt hij de zaal in, zijn blik strak op het meisje dat angstig achteruit wijkt. Zonder iets te zeggen pakt Eleios haar arm en trekt haar krachtig mee.
Een eenzame schreeuw ontsnapt uit de keel van het meisje terwijl ze los probeert te komen, maar ze heeft duidelijk geen kans tegenover de god.
Eleios heeft zich al weer omgedraaid naar de deur als er nog een gedaante verschijnt.
Celcrius, in een nog ergere staat dan Eleios. Zijn kroon afgebroken, zijn linkerarm in een rare houding, maar als hij Eleios met het meisje ziet laaien zijn oranje gekleurde ogen fel op.
Met een trillende arm richt hij zijn gloeiende wand op Eleios, maar die is hem voor. Een harde explosie die Celcrius omver blaast.
Het geschreeuw van het meisje galmt door de ruimte terwijl Eleios haar mee naar buiten trekt.
De deur valt achter hun dicht.
Stilte en duisternis.

omne quod est, et cum illa quasi nihil tractata

(Because she is everything, even when she was treated like nothing)

Happend naar adem lijk ik wakker te worden, meteen schiet de pijn weer door me heen, mijn kleren zijn half doorweekt. De beelden schieten nog steeds voorbij terwijl ik naar de dichtstbijzijnde boom wankel.
Met een leeg gevoel zit ik met mijn rug tegen de stam, terwijl de gebeurtenissen zich in mijn hoofd verbinden.
De beelden van net, en die van eerder.
Het hoort bij elkaar, het is hetzelfde meisje.
Het meisje dat zo erg op mij leek, dat ik was.
En dan snap ik het, en het komt als een klap aan.
Eleios heeft mij meegenomen, ontvoerd van Celcrius. Mij naar Empire gebracht, laten martelen en toen iets gedaan... hij heeft mijn geheugen gewist.
Een onbekend gevoel kruipt door mijn lichaam, het gevoel van verwarring, angst, woede en verraad.
Het gevoel word sterker terwijl de losse eindjes zich in mijn hoofd aan elkaar knopen.
Het schreeuwt door mijn hoofd, maar het is zo onwerkelijk, dat ik het niet lijk te beseffen.
Ik ben de dochter van Celcrius.

Pfff wat nou te lang niet ge update waar heb je het over.
Neem gewoon maar even dit hoofdstukje met de Plottwist, zal proberen eerder te update <3

Gevonden door mijn broer (the kingdom)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu