Hoofdstuk 3

81 7 0
                                    

{ You can't have peace without a war. }

De afgelopen dagen waren moeilijk. Toen ik weg wilde uit de engelenwereld vroeg de poortwachter waar ik heen ging. "Je komt toch wel weer terug?" Vroeg hij, met zijn grote blauwe ogen. Hij zei het zo lief, alsof hij me ging missen. Maar eigenlijk deed hij dat om me te weg te houden uit de duivelwereld. De wereld is heel makkelijk opgedeeld. Aan de rechterkant heb je de engelen en aan de linkerkant de duivels. Daartussen is het gewoon "normaal" maar daar wonen geen mensen. De normale mensen wonen op aarde. En je komt pas in de engelenwereld of de duivelwereld als je doodgaat. Dan kan je nooit meer terug. Behalve als je beschermengel bent, dan word je nog wel eens teruggestuurd. Maar dat hebben ze liever niet, ze willen niet dat mensen erachter komen. Soms zijn er mensen die beweren ze te zien. Dan zeggen ze meestal; "ja die is paranormaal" zo komt het over dat ze gek zijn, dingen zien die niet bestaan. Maar ze bestaan wel.

Maar hoe aardig de man het ook zei, hij kon me niet tegenhouden.

Ik loop al 3 dagen door een donker bos en er lijkt maar geen einde aan te komen. Ookal houd ik van het donker, de geluiden maken me wel bang. Ik slaap in bomen waar ik inklim, en dan ga ik weer verder met lopen. Ik ben vermoeid en uitgedroogd, maar op een gegeven moment kom ik wel iets tegen, toch? Zouden mensen doorhebben dat ik weg ben? Ik betwijfel het. Ik val niet zo erg op. De mensen letten niet op me, alleen op de populaire mensen zoals Alissa, mijn enige vriendin, maar achteraf gezien was dat ook geen vriendin. Dus ik was altijd al alleen. Dat komt goed uit, want ik ben het gelukkigst als ik alleen ben. Ik loop langs een rivier en stop daar even om wat te drinken. Ik zuiver het water door te toveren, is het tenminste nog ergens goed voor. En ik loop weer verder. Het licht is een beetje schemerig en dat geeft me rust. Maar dan hoor ik opeens een geluid. Dat geluid hoor je niet vaak in een bos, en vooral niet 's avonds. Is het een auto? Ik kijk achter me en zie hoe de lichten van de koplampen steeds dichterbij komen. Eindelijk, een redding! Ik begin hevig met mijn handen te zwaaien. "hallo?! Stop alsjeblieft!" Schreeuw ik. De auto komt dichterbij, en gelijk als ze kunnen zien dat ik er sta komen ze tot stilstand. Er stappen 2 jongens uit, of nou ja, mannen. "Wie ben jij en waarom ben jij nog zo laat in het bos?" Zegt een van de mannen. "Uhm.. Ik was verdwaald.." Zeg ik stil. "Mag ik met jullie meerijden?" De mannen kijken elkaar even aan en knikken dan. "Oke is goed. Waar wil je heen?" Vraagt de andere man. "Oh euh gewoon waar jullie heengaan." Zeg ik terwijl ik in de auto stap. Eenmaal onderweg stellen de mannen vragen aan me, hoe ik heet en waar ik vandaan kom, allemaal dat soort dingen. Een van de mannen heet Angelo, hij is 17 jaar dus eigenlijk nog een jongen. De andere is wel een man, die heet Felan en is 25. De heletijd zit ik naar Angelo te staren, hij is bijzonder knap voor iemand van 17. Zijn haar is zwart, maar door het licht lijkt het alsof hij een gouden gloed heeft. Stiekem kijkt hij ook naar mij, want we maken soms oogcontact. Hij heeft dezelfde zeegroene ogen als ik. Bij mij vind ik de groene kleur lelijk, maar bij hem is het prachtig.

"Waar gaan we eigenlijk heen?" Vraag ik na een tijdje. "Naar het duivelrijk." Zegt Felan. Ik schrik, ik had nooit gedacht dat ik daar heen zou gaan in mijn leven. "Vind je toch niet erg, engeltje?" Zegt Angelo. "Uhm.. Nee tuurlijk niet." Zeg ik zo zelfverzekerd mogelijk. Maar hij herkent de angst in mijn stem en heeft door dat ik het stiekem best wel eng vind.

Na een tijdje word ik weer wakker, want ik was blijkbaar in slaap gevallen. "Engeltje, we zijn er. Maar je kan niet mee naar binnen, je valt veel te veel op met je blonde haar." Zegt Felan. "Maar.. Ik ben helemaal niet blond." En op dat moment realiseer ik me dat ik een pruik opheb en haal hem met een ruk van mijn hoofd af. Mijn bos zwarte krullen komt tevoorschijn. De jongens staren me met grote ogen aan. "Waarom had je een pruik op?" Vraagt Angelo verbaast. "Nou toen ik in de engelenwereld leefde moest ik verbergen dat ik zwart haar heb.." Zeg ik stil. "Zwart haar staat je veel beter" zeggen Felan en Angelo tegelijk. "Ja je bent eigenlijk best mooi.." Zegt Angelo stilletjes. Ik moet lachen, want wie vind mij nou mooi? "Waarom lach je?" Vraagt Angelo een beetje beschaamd. "Nou euh.. Niemand heeft me ooit mooi genoemd ofzo" antwoord ik. "Oh.." Zeggen Felan en Angelo. Het is een tijdje stil. Dan onderbreekt Felan de stilte. "Oke we moeten weer verder. Straks kom je bij allemaal volkstuintjes.." "Hahahah wat? Volkstuintjes?" Onderbreek ik hem. "Ja, volkstuintjes." Gaat Felan verder. "Die zijn als bescherming van de ingang van het duivelrijk, zodat het niet opvalt." "Oh aha" antwoord ik. "Je loopt straks gewoon achter mij aan, meer hoef je niet te doen." Zegt Felan. "Of wil je niet mee, Engeltje?" Zegt Angelo. "Ik wil heel graag mee juist, duiveltje." Antwoord ik net zo sarcastisch als hij het doet. Met z'n drieën stappen we uit de auto. Het is een oude auto, een Volkswagen kever. "Gewoon stil achter me aanlopen en normaal doen." Fluistert Felan naar ons. En we lopen achter hem aan. Langzaam lopen we door kleine straatjes en steegjes, door kleine tuintjes en tuinhuisjes. Het licht van de lantaarnpalen is heel zwak, waardoor het een enge sfeer geeft. Dan loopt Felan opeens naar een klein huisje aan het eind van de straat. Hij klopt 3 keer op de deur. 2 keer snel en 1 keer langzaam. "Kom maar, Felan. Wie heb je meegebracht?" Vraagt een donkere zware stem vanachter de deur. "Angelo en nog een ander meisje" zegt Felan. "Ik heb een naam hoor.." Mompel ik zachtjes. Maar Felan blijkt het niet te horen, gelukkig maar. "Een ander meisje?" Antwoord de stem. "Eigenaardig". De deur gaat met een zwaai en gelijk verspreid er een blauwe gloed over het huisje. "Kom naar voren, meisje." Antwoord de stem. Langzaam, stapje voor stapje kom ik naar voren over het grindpad. Een zwarte schim bevind zich in de deuropening. "Geef me je hand." Zegt de schim. "Waaro.." "Geef me je hand!" Onderbreekt hij me ruw. Hij ziet er eng uit, alsof hij een doek over zijn hoofd heen heeft. Hij pakt mijn hand en stopt er een naald in. Hij haalt hem ook gelijk weer eruit. "Felan.." Zegt de schim stil. Felan loopt naar de schim toe. "Ja?" Zegt hij op een ernstige toon. "Ze is afwijkend.." de schim haalt de doek van zijn hoofd weg en kijkt me recht in de ogen aan.

"Afwijkend?" Zeg ik geschrokken. Je ziet alleen in films van afwijkende Engelen, maar ik heb het nog nooit in het echt gehoord, en dan ben ik er opeens zelf een. "Ben je opgegroeid in de mensenwereld?" Felan is een beetje bang. "Euh ja.." Zeg ik stil. "Aha.." Zegt de schim. "Engelen die in de mensenwereld zijn opgegroeid, zijn meestal afwijkend." "Hoezo dat?" Antwoord ik. "Omdat mensen anders opgevoed worden dan engelen en duivels. Mensen leren elkaar slechte en goede dingen, in het engelenrijk alleen goede, en in het duivelrijk alleen slechte, snap je?" Zegt de schim. "Dus eigenlijk ben ik half engel, en half duivel?" afwachtend kijk ik naar hem. "Inderdaad." Antwoord de schim.

Devil in heavenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu