Hoofdstuk 11

53 7 0
                                    

{ Almost is never enough. }

"Zullen we maar gaan ontbijten?" Zegt Vidor. Zijn Turkoois blauwe ogen kijken me lief aan. Ik knik en sta op. Samen lopen we naar de eetkamer toe, waar het ontbijt al opgediend staat. "Heb jij dat gedaan?" Vraagt Vidor verbaasd. "Ja.." Zeg ik stil. "Dankjewel!" Zegt hij blij, en hij gaat aan tafel zitten. Hij pakt een broodje en neemt er een hapje van. "Kom jij ook nog? Het is heerlijk!" Zegt hij met volle mond. Ik kom naast hem zitten en pak ook een broodje. "Heb je deze zelf gebakken?" Vraagt Vidor. "Uhm.. Ja.." Zeg ik onzeker. "Heerlijk!" Zegt hij en hij gaat door met eten.

Na een tijdje is hij klaar en brengt hij de borden naar de keuken. Wat me dan pas opvalt is een tattoo op zijn rug, het steekt een beetje onder zijn shirt uit. "Uhm Vidor?" Vraag ik hem als hij weer terug is. "Wat is die tattoo op je rug?" "Oh.." Antwoord hij, en hij doet zijn shirt een beetje omhoog zodat ik het goed kan zien. "Het is een draak. Draken staan voor kracht en mysterieusheid." Hij kijkt naar de grond en slikt even. "Zo wil ik ook zijn, krachtig en mysterieus."

Ik kijk hem aan en glimlach. "Mysterieus ben je zeker!" Zeg ik met een knipoog. Ik sta op, en net op dat moment word er op de deur geklopt. Vidor en ik kijken elkaar aan en rennen dan tegelijk naar de deur toe. Vidor doet de deur voorzichtig open. Er staat een man in een zwart gewaad voor de deur. "Rasli!" Zegt Vidor. "Hallo goedemiddag Vidor, lang niet gezien." Antwoord de man, die Rasli blijkt te heten. "Hoe is he.." "Ik ben niet voor een gezellig gesprek nu, Vidor. Jullie moeten meekomen naar de hoofdbaas." Onderbreekt Rasli hem. Ik zie aan Vidor dat hij gekwetst is. "Oke." Zegt hij kortaf, en hij pakt mijn hand vast. Samen lopen we hand in hand zijn appartement uit.

Onderweg naar het hoofdkantoor worden we raar aangekeken. Ik snap het ook wel, wie vermoord er nou iemand in de supermarkt. Vidor voelt aan dat ik het vervelend vind dat al die mensen kijken, want hij gebaart naar me dat alles goed komt. Onzeker knik ik terug. Alles komt wel goed, denk ik...

Als we na een tijdje bij de poort aankomen word ik steeds zenuwachtiger. Ik merk dat ik ondertussen hard in Vidors hand knijp, en gelijk stop ik daar dan ook mee.

We lopen naar binnen, richting een grote trap. De trap is van marmer, wat er duur uitziet en er hangt een donkere sfeer, door de fakkels aan de muur. Ik kan mijn hart voelen bonken in mijn borstkas, en waarschijnlijk kan Vidor het ook horen, aangezien hij in mijn oor fluistert dat ik niet zo zo zenuwachtig moet zijn.

Stapje voor stapje gaan we de trap op. Eerst onzekere pasjes, maar daarna word ik zelfverzekerder en worden het grote passen. Ik kan dit wel, na alles wat ik heb meegemaakt is dit een makkie, toch?

Eenmaal boven aan de trap lopen we nog een grote deur door, en daar zit hij dan. In een grote troon in het midden van de kamer. Er hangen grote fakkels aan de zwarte muur, en er zijn geen ramen in de kamer. Alles is donker, behalve het licht dat de fakkels vrijgeven. Saelac zwijgt en kijkt toe hoe wij gehoorzamend dichterbij lopen. Op een paar meter afstand blijven we voor hem staan. Hij haalt diep adem. "Sudara, Vidor.." Hij bekijkt ons nog eens goed. "Ik snap dat je als duivel wel eens mensen pijn wil doen, maar doe dat in de mensenwereld, niet hier." Zegt hij alsof het de normaalste zaak van de wereld is, dat je mensen vermoord in de supermarkt. Zijn gezicht ziet er sympathiek uit voor iemand van de onderwereld. Zijn bos zwarte haar zit op zijn schedel geplakt als een pruik, maar tegelijk lijkt het ook echt. Hoe langer ik naar zijn haar kijk, begin ik mijn twijfels te krijgen. Ik verdwaal in gedachten en langzaam loop ik naar hem toe. Ik zie aan zijn gezicht dat hij het raar vind. Maar ik trek me daar niet zo veel van aan en focus me op zijn haar. En nermate ik dichterbij kom ben ik bijna honderd procent zeker van mijn zaak. Met een harde beweging haal ik de pruik van zijn hoofd.

"Papa."

Zijn grote blauwe ogen kijken me aan. Ik weet niet hoe hij zich nu moet voelen. Misschien verraden? Misschien opgelucht?

"Mijn meisje toch.." Hij strekt zijn armen uit om me te knuffelen. Ik aarzel even, maar stap dan toch naar voren om hem te knuffelen. Hij ruikt nogsteeds hetzelfde als vroeger. Op een of andere herken je de geur van iemand gelijk. Hoe had ik het niet kunnen weten?

"Het spijt me zo.." Hij aait me zachtjes over mijn hoofd terwijl we elkaar nogsteeds knuffelen. "Ik had een vrouw hier, ze dwong me alles, ze beweerde dat ze een kind had gekregen van mij, al heel lang terug. maar alles was gelogen." Fluistert hij. "ik kon niet meer terug.." Er rolt een traan over mijn gezicht. "Maar.." Zeg ik stil. "Wie was dat kind.." Een stilte volgt. We kijken elkaar aan, want we weten allebij dondersgoed wie dat is.

"Angelo." Zegt hij. "Ik wist dat jij hem ooit ging vermoorden, net als ik ooit zijn moeder vermoordde." Zijn stem klinkt trots. Trots op mij.

Dit moment veranderde iets. Die band, die mijn vader en ik altijd hadden, blijkt in 1 seconde al weer terug te zijn. Ik kijk mijn vader aan in zijn ogen, zijn ogen kijken terug en we glimlachen. "Ik heb je zo gemist..." Zegt hij terwijl er een traan over zijn wang rolt. "Ik jou ook..." Onze armen omhelzen elkaar weer. En even hoop ik dat ik dit moment voor eeuwig kan hebben, het voelt gewoon zo vertrouwd en fijn. Alsof ik geen zorgen meer heb op de wereld.

Devil in heavenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu