Hoofdstuk 9

54 7 0
                                    

{ Unexpected is the most expected. }

"Ik zei toch dat ik je kwam vermoorden!" Schreeuwt hij terwijl hij een pistool uit zijn zak haalt en hem op mij richt. Vanaf dat moment lijkt alles in slow motion te gaan. Trever haalt de trekker over, en de kogel vliegt mijn kant op. Maar Zavia springt voor me en word geraakt. Ik pak mijn mes en gooi hem recht in het hart van Trever. Morsdood. Dan draai ik me om naar Zavia, ze ligt op de grond. Haar borstkas zit onder het bloed van de kogel. "ZAVIA NEE!" schreeuw ik. Maar Zavia ziet er uiterst rustig uit. "Het is oké, het komt wel goed.." zegt ze stilletjes. Vidor is ondertussen bij haar komen zitten en zegt kalmerende dingen om haar gerust te stellen. Maar het lukt niet, haar einde is vlakbij.

In haar laatste adem hoor ik haar nog iets tegen Vidor fluisteren. Ik kan alleen niet verstaan wat. Er rolt een traan over haar wang en ze sluit haar ogen voorgoed.

Ik ren naar haar toe. Nee, Dit mag niet gebeuren. Ze heeft zich gewoon opgeofferd voor mij! "Zavia! Word wakker! Alsjeblieft!" Ik kniel bij haar neer. Er rollen tranen over mijn wangen. Ookal kende ik haar maar net, ze heeft mijn leven gered en dat ben ik haar eeuwig dankbaar.

Vidor huilt ook, en doet nog een laatste poging om haar wakker te maken, tevergeefs.

"Het is mijn schuld.." Zeg ik stil. "HET IS MIJN SCHULD!" Ik begin als een klein kind heel hard te huilen en te schreeuwen. Het boeit me ook niks meer, ik heb de dood van iemand op mijn geweten.

Vidor kijkt me aan. Hij weet dat ik gelijk heb maar durft het niet te zeggen. "Het was een ongeluk, ze deed het zelf.." Zegt hij stil. "Ja maar het kwam door mij!" Schreeuw ik uit. "Ze deed het zelf!" Vidor krijgt meer boosheid in zijn stem die ik niet verwacht had. "Voel je niet schuldig ze deed het zelf, je kan er niks aan doen." Hij staart naar de grote plas bloed op de grond en raakt verzonken in gedachten.

"We moeten hier weg." Zegt hij na een tijdje als hij uit zijn dagdroom is. "Door die doden lijkt het alsof we moordenaars zijn ofzo" "zijn we ook.." Mompel ik. "Nou, ik dan." Vidor werpt me een geïrriteerde blik. En loopt richting de deur, de bloedplassen ontwijkend. "Stap niet in het bloed, zo weinig mogelijk sporen achterlaten." Hij kijkt me serieus aan, maar het ziet er belachelijk uit hoe hij eroverheen springt. Ik spring grinnikend over de plassen en als we bij de deur zijn aangekomen haalt Vidor de deurklink naar beneden en stappen we naar buiten. "Waar gaan we heen?" Vraag ik als we naar buiten lopen. "We gaan terug naar het duivelrijk. Daar zijn we het veiligst en vallen we het minst op." Antwoord hij. "Hahaha ja 'vallen we het minst op.' Jij met je blonde haar" lach ik. Vidor kijkt me verbaasd aan en moet dan lachen. "Het is een pruik" zegt hij, en hij haalt snel de pruik van zijn hoofd. Een bos zwart haar komt eronder uit. Hij is gelijk veel knapper, valt me op.

"Oh.." Zeg ik glimlachend. "Toevallig..." Na een tijdje lopen komen we aan de rand van het bos terug bij de volkstuintjes. Vidor weet precies de weg naar het speciale huisje en we zijn daar ook al snel. Hij klopt op de deur en Saelac doet open. "Vidor, wat aangenaam je te zien!" Zegt Saelac als hij hem ziet. "Sudara, ook fijn dat jij terugbent." Ik knik en ik kijk naar Vidor, die duidelijk blij is om terug te zijn. Vidor loopt naar binnen en ik loop achter hem aan. Als ik langs Saelac loop, ontwijkt hij mijn blik. Hij doet me aan iemand denken maar ik kan me hem niet goed voor de geest halen..

Terwijl ik achter Vidor loop kan ik eindelijk zijn vleugels goed bekijken. Ze zijn best klein, voor zo'n brede man als hij. Maar ze zijn pikzwart met rode accenten wat ze heel mooi maken. Na ongeveer 10 minuten rondgelopen te hebben door het ondergrondse gangenstelsel, zijn we aangekomen bij zijn appartement. Wat helemaal aan de andere kant van de onderwereld is dan Angelo's appartement, dus dan hoef ik me daar ook geen zorgen over te maken. We lopen naar binnen en Vidor wijst me een kamer aan waar ik kan slapen. Ik doe mijn pyjama aan, kruip onder de dekens, en val in een diepe slaap.

Mijn slaap word diep in de nacht verstoord door gesnik. Langzaam kom ik overeind in mijn bed om te kijken waar het vandaan komt. Ik loop de gang op en volg het geluid naar de kamer van Vidor. Zal ik naar binnen gaan of niet? Het kan geen kwaad toch?

Langzaam stap ik naar binnen. Het gehuil stopt gelijk. "Ga maar weg er is niks." Zegt Vidor een beetje huilerig. "Nee er is wel wat.." Zeg ik stil. Vidor ligt opgekruld op zijn bed met zijn armen om zijn knieën heen. Ik ga naast hem op de rand van zijn bed zitten. "Gooi het eruit." Zeg ik. Vidor begint gelijk heel hard te huilen, dat verwacht je eigenlijk niet, van zo'n grote, stoere man. Maarja blijkbaar zit hij ergens mee, en dat snap ik ook wel. "Het is gewoon.. Zavia.." Snikt hij. Ik zwijg, want ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Het is namelijk mijn schuld. "Denk nou niet dat het jou schuld is.." Zegt hij terwijl hij overeind komt zitten. "Het is gewoon.. Tja.." "Niemand had het aan zien komen." Antwoord ik. "Nou eigenlijk wel, ze wilde altijd het beste voor andere mensen maar dacht nooit aan haarzelf." Ik slik. Die opmerking maakt me stil. Want eigenlijk ben ik best wel egoïstisch. "Zullen we een kaarsje aansteken?" Stel ik voor. "Goed plan.." Antwoord Vidor stil. Hij loopt naar een kastje in de hoek van de kamer en haalt er een roze kaarsje uit. Vervolgens zet hij het kaarsje op het nachtkastje naast zijn bed en steekt het aan. "Roze was haar lievelingskleur.." Zegt hij stil. Je merkt aan hem dat hij zijn tranen moet binnenhouden. Ik ga voor hem staan en knuffel hem. Misschien niet het juiste moment, maar het is denk ik het enige wat hij nodig heeft.

"Dankje.." Fluistert hij. "Waarvoor?" "Gewoon, er voor me zijn als ik iemand nodig heb.." Er rolt een traan over zijn wang en ik veeg het eraf. Ik maak me los uit onze knuffel. "Het komt wel goed. We zijn hier veilig, toch?" Zeg ik glimlachend. "Ik zal je in ieder geval beschermen, ik wil niet dat er nog iemand doodgaat." Antwoord hij. "Dankje.." Zeg ik stil. Want dit is eigenlijk wat ik nodig had. Iemand die me zou beschermen, want dat heb ik eigenlijk al heel lang niet meer gevoeld, dat vertrouwde gevoel.

De laatste keer was met mijn vader, toen we een keer in de grote mensenwereld naar de grote stad gingen. Het was er heel druk en ik was bang om mijn vader kwijt te raken. Maar hij hield me stevig vast, dicht tegen hem aan. Op een gegeven moment kwam er een wildvreemde man die me probeerde mee te nemen, maar mijn vader hield me stevig vast en rende samen weg. Op dat moment voelde ik me veilig in mijn vaders armen. Dat gevoel heb ik nooit bij mijn moeder gehad. Ze dacht alleen maar aan zichzelf, en daardoor ben ik hetzelfde gaan doen.

Ik werp een blik op de klok. "Het is drie uur 's nachts. Ik ga maar weer slapen." "Is goed, weltrusten." Antwoord hij. "Weltrusten." Zeg ik terwijl ik de kamer uit loop naar mijn eigen kamer, en daar weer onder de dekens kruip.

Devil in heavenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu