Hoofdstuk 6.

11 0 0
                                    

POV THIRSA

'Oké, we moeten opschieten. Zo snel mogelijk door de gang en niet afdwalen.'
Emma zet een stap vooruit en kijkt dan achterom. 'Klaar?'
Ik knik, hopend dat alles goed afloopt.

Emma zet nog een stap, maar zakt dan door haar benen. 'Emma!'
Snel hurk ik bij haar neer.

Want wij zijn iets vergeten. Emma's arm zit onder het bloed.

'Heeft iemand een First Aid Kit bij zich?' Welmoed kijkt me hopeloos aan.

'Het.. het is niet erg.' Emma probeert op te staan, maar valt gelijk weer op de grond.
Denk na, Thirsa, denk! In mijn hoofd ga ik alle films en series langs waarin ook zoiets gebeurde. Beet, niet giftig (hopelijk). Bloed, stromend. Wat deden ze?

...

Maar natuurlijk!

Zonder verder na te denken doe ik mijn vestje uit en scheur dat in repen. Stuk voor stuk knoop ik ze strak om Emma's arm heen, de pijnkreten negerend. Met de laatste reep stof improviseer ik een mitella.

'Lukt het?' Welmoed en ik helpen Emma om weer op te staan.

'We moeten gaan,' zegt Emma vastbesloten.

Ik knik naar Welmoed en zij knikt terug.

Welmoed slaat Emma's vrije arm om haar schouders en langzaam lopen we door.

'Welmoed?' vraag ik. 'Kan ik het niet beter overnemen dat jij dan op de kaart kijkt?'

'Die kaart is flut,' mompelt Emma zachtjes.

Ik rol met mijn ogen en neem Emma's arm van Welmoed over.
Die kijkt op de kaart.

'Als de kaart klopt-' begint Welmoed.

'Doet het dus niet,' onderbreekt Emma koppig.

'Nee, maar áls de kaart klopt, moeten we straks rechtsaf en dan zijn er er. We moeten wel oppassen, als we door die deur komen zijn we op de administratie-afdeling. De verboden afdeling.' Welmoed wijst op twee dichte klapdeuren die de scheiding tussen toegankelijk en verboden aanwijzen.

'Geweldig,' merkt Emma sarcastisch op, 'want dát kunnen we erbij hebben. Wat komt erna? Zombies? Zou me niks verbazen.'

Ik zucht. 'Ligt het aan mij of is ze chagrijniger wanneer ze afhankelijk is van iemand?' fluister ik naar Welmoed. Die haalt haar schouders op.

'Dat hoorde ik,' gromt Emma.

In stilte lopen we verder. Bij de klapdeuren schudt Emma Welmoeds arm van haar schouders en duwt de linkerdeur open met haar vrije hand.

'Emma, voorz-' Ik probeer nog te waarschuwen maar Emma loopt de verboden afdeling al binnen. Na een meter draait ze om.

'Nou? Verboden? Ik denk het niet hoor! Kom maar, dit hele verboden-gedoe slaat nergens op! Niks aan de hand, wat een onzin.' Ze lacht. 'Dit slaat nergens op.'

Dan zie ik iets vreemds, zeg maar liefst abnormaal. Terwijl Emma doorpraat over hoe dit helemaal niet verboden hoefde te zijn, probeer ik me te focussen: iets dat lastig gaat in deze donkerte.

Naast Emma's rechterbeen, voor mij links, ligt iets op de grond, iets zwarts. Ik doe een stap dichterbij, zo snel dat Emma stopt met praten en verbaast kijkt wat ik nou weer aan het doen ben.

'Wat... is dát?' vraag ik hardop.

'Niet wat,' zegt Welmoed. 'Wie.' Ze graait in de vlek en haalt een blauwe bril tevoorschijn. Niels' bril. Dan wordt me de vlek ook meteen duidelijk.
Vol afgrijzen hap ik naar adem.

'Niels-'

'Bloed,' maakt Emma duidelijk. 'Het is bloed. En die bril is van Niels.'

Welmoed rolt met haar ogen. 'Dat hadden wij óók al door.'
We staren even naar het bloed en Niels' bril, maar dan kijken we tegelijkertijd op.

Vanaf de grote bloedvlek loopt een spoor van bloed naar een gestalte, een lichaam.

Niels.

Welmoed kokhalst, Emma heeft grote ogen en trekt wit weg en ik wend mijn hoofd snel af.

'Gát...verdamme,' zegt Emma terwijl ze naar het lijk blijft kijken.

Ik heb me snel omgedraaid maar de aanblik van het levenloze lichaam zit op mijn netvlies gebrand. Niels was niet zomaar gedood, nee, hij is aan stukken gereten. Als we zijn bril niet hadden gevonden was hij onherkenbaar, onder het bloed.

'Ik geloof dat ik moet kotsen,' piept Welmoed met een bleek gezicht.

'Doe dat alsjeblieft niet, dan ga ik ook over m'n nek,' antwoordt Emma. Zij is de enige die naar Niels kan kijken zonder flauw te vallen. Welmoed en ik hebben ons omgedraaid, wachtend op iemand die eindelijk zegt dat we hier wegkunnen.

'Kijk eens,' zegt Emma dan verbaasd.

'Liever niet, eerlijk gezegd.' Ik zie het toch al de hele tijd voor me dus nog een keer kijken, nee dank je.

'Nee, kijk dan!' Emma trekt aan mijn en Welmoeds schouder totdat we ons eindelijk omdraaien en het bebloede lichaam weer moeten zien.

'Waar moeten we naar kijken dan?' vraagt Welmoed.
'Ja, dat zou ik ook wel willen weten,' mompel ik.

'Kijk ter hoogte van het hart.' Emma loopt naar Niels toe.
'Er glinstert iets.' Ze buigt naar voren tot haar gezicht op een paar centimeter afstand is van Niels' borstkas. Ik voel mijn ontbijt naar boven komen als haar hand reikt naar iets IN het lichaam. Welmoed en ik horen een vies, soppend geluid en wenden meteen onze ogen af.

'Kijk!' Emma houdt triomfantelijk een gouden sleutel omhoog, haar hand tot aan haar pols onder het bloed.

Welmoed rent weg achter een hoekje en ik hoor haar overgeven. Zelf voel ik me ook niet geweldig.

'Mijn moeder is chirurg en het was "neem-je-kind-mee-naar-werk-dag". Ik ben het nooit meer vergeten, maar het went,' legt Emma uit als ze ook mij verbaasd met een bleek gezicht en grote ogen ziet kijken. Maar ze heeft wel gelijk; hoe langer ik naar het lichaam kijk, hoe normaler het wordt. Niet dat staren naar een dode klasgenoot ooit normaal zal zijn.

'Dus,' mompelt Welmoed als ze hoestend en bleek weer tevoorschijn komt, 'waar is die sleutel voor?'

Kamer 422Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu