chapter 3 tinwe pov

30 1 0
                                    

Als ik wakker word lig ik op de oever van de rivier. Ik schiet recht op en een flinke hoofdpijn neemt bezit van me. En op datzelfde moment komen er allemaal vragen mijn hoofd binnenstromen. Wie heeft mij gered? Waar is de steen? En dat soort vragen. De steen. Ik buk me weer over de oever van de rivier en kijk recht in de blauwe weerspiegeling van de steen. Blijkbaar heb ik hem meegedragen naar de oever en ik hij vlak bij het oppervlak uit mijn greep ontsnapt. Ik trek eerst mijn kleren aan en loop dan weer richting de steen. Voorzichtig buig ik me nog een keertje over de oever van de rivier. Maar deze keer niet om erin te duiken. Ik pak de steen met mijn handen vast. Hij voelt warm aan. Dat is wel het laatste wat ik had verwacht. Ik haal mijn schouder op. Dan maar een warme steen uit het water vissen. Ik til de steen op en trek vervolgens mijn tuniek weer uit. Ik wikkel er de steen in en loop dan weer richting huis. Ik ben mijn moeder en vader alweer helemaal vergeten. Maar ja, je vind niet iedere dag een blauwe, warme, natte steen. Ik loop naar mijn kamer en luister onderweg even aan de deur van mijn oom. Ik leef bij mijn oom sinds mijn ouders er niet meer zijn. En alweer stromen de tranen over mijn wangen. Ik loop richting mijn kamer en pak de steen uit. Ik leg hem op mijn kussen en bekijk hem van top tot teen. Als ik hem helemaal bekeken heb kom ik tot het besluit dat het het mooiste is wat ik ooit heb gezien. Ik graai onder mijn bed en haal daar een paar dekens vandaan. Ik leg de steen erop en schuif het hele pakket onder het bed. Met de steen in mijn hoofd val ik in slaap.
Ik doe mijn ogen open en kijk vermoeid richting het plafond. Ik had eerder moeten gaan slapen gisteravond. Net als ik me dat bedenk herinner ik me de gebeurtenissen van vannacht weer. Net als ik onder het bed wil gaan kijken hoe het met de steen gaat roept mijn stiefmoeder me.”Tinwe! je moet nu naar beneden komen! Als je niet op tijd komt vermoord Umbar je! Dat weet je hè?!” ik zucht en loop dan met slome passen de trap af. Ik werk nog snel een broodje naar binnen en ren dan snel richting de stallen van het dorp. Als ik daar aankom zie ik Tain al staan. Tain is ook een van de stalknechten bij Umbar. Maar meestal werken hij en ik samen. We zijn al vrienden sinds ik hier voor het eerste kwam. Ik loop naar hem toe en begroet hem. Ik loop de stallen in en zie al gelijk Brisingr staan. Brisingr is mijn lievelings paard altijd als ik hier kom is hij het eerste aan de beurt voor mijn speciale poetsbeurt die ik alle paarden moet geven. Maar bij de eerste vijf dieren gaat het meestal het nauwkeurigste en bij de andere twee heb ik er nooit zo’n zin meer in dus die gaan wat minder secuur. Ik loop naar Brisingr en klop het beestje op zijn hals. Het is een mooi groot zwart paard met vurige ogen en een vastberaden houding. Ik schenk hem een glimlach als hij hinnikend mij kant op komt lopen.
Als mijn werkdag voorbij is loop ik snel richting huis. Ik loop gelijk door naar mijn kamer en doe de deur op slot voor zover dat kan. Ik pak de steen onder mijn bed vandaan. Ik voel dat die nog warmer is dan gisteren. Met de steen in mijn armen op mijn bed val ik in slaap. Het enige wat ik nog hoor is een luid gekraak en een vurige pijn in mijn hand. Maar ik ben zelfs te moe om daar aandacht aan te besteden.

like you could change me (Eragon)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu