Forever

2K 20 7
                                    

Ik keek rond. Waar was ik? Het leek een bos maar ook weer niet. Er stonden een paar bomen, maar om dit nou een bos te noemen... Nee daar was het iets te klein voor.

Ik keek nog eens goed. Geen spoor van een levend wezen. Wat deed ik hier en hoe kwam ik hier ooit terecht?

Ik stond op. Een brandende pijn in mijn onderbeen zorgde ervoor dat dat niet lukte. Ik ging weer zitten en keek waar de pijn vandaan kwam.

Een grote snee kwam tevoorschijn onder mijn broek. Het zag er bloederig en aangekoekt uit dus zocht ik kruipend naar een plek met water.

Al snel vond ik een vijvertje met wat visjes erin en begon met wassen.

Mijn been was niet de enige wond. Over mijn armen, benen en in mijn gezicht zaten allemaal schrammen.

Ik zag mijn spiegelbeeld in het vijvertje. Een meisje met lange donkere krullen keek me aan. Ze was niet de knapste met al die schrammen. Ik spoelde een paar keer water over mijn gezicht en zag er al wat beter uit.

Maar wat had ik een vreselijke honger! Mijn hersens kraakten van het denken hoe ik aan eten moest komen. In mijn gedachten zag ik zag een vrouw. Mijn moeder waarschijnlijk. Ze legde me uit hoe ik eten kon vinden en maken uit mijn omgeving.

Ik kon niet opstaan, liet staan lopen, dus zocht naar iets stevigs en vond een grote tak die ik kon gebruiken als wandelstok. Ik vond al snel plantjes die ik kon eten en genoot van het gevoel wat je krijgt als je eet. De smaak en het gevulde gevoel. Ik had dus best wel een lange tijd niet gegeten.

Hoe lang had ik hier al gelegen? Een week of langer? Ik had echt geen idee.

Mijn hersens kraakten van het nadenken. Het begon pijn te doen dus ik hield er maar mee op. Alles wat ik nu wilde was weg hier vandaan en mensen opzoeken die me konden helpen met mijn verwondingen. Maar misschien zochten ze me wel. Misschien was ik wel een ontsnapt crimineel.

Ik moest ophouden met denken en weg hier, maar dat lukte me niet. Mijn been deed verschrikkelijk zeer en ik was echt heel moe. Dan nog maar even slapen, dacht ik. En tien minuutjes daarna lag ik al weer te snurken.

Ik werd weer wakker. In het bos opnieuw. Maar de grond om me heen was nog koud. Ik was dus ondertussen door iets of iemand verplaatst.

Het bos waar ik het eerst wakker was geworden was... ik weet niet... iets griezeliger dan dit bos. Waarschijnlijk was het gewoon hetzelfde bos maar op een ander tijdstip en op een andere plek, dacht ik bij mezelf.

Ik wilde weer op gaan staan, maar mijn been protesteerde hevig. Opnieuw moest ik naar ondersteuning zoeken en na een tijdje vond ik dat ook.

De wond op mijn been was iets gaan ontsteken en het was nu nog pijnlijker om me voort te bewegen. Ik vond een bepaald ritme om te lopen en zocht naar... niets, leven, de rand van het bos ofzo, want ik wou hier gewoon zo snel mogelijk weg.

Opeens hoorde ik wat geritsel. Bang keek ik de kant op waar het vandaan was gekomen en niet snel daarna sprong er een groot hondachtig wezen bovenop me.

Ik schreeuwde het uit van de pijn want het was met zijn volle gewicht op me gevallen. Het dier gromde erop los en viel me aan door mijn wond nog erger te maken. Het wilde dier was net als een haai. Het speurde de geur van bloed op, daarna de wond en maakte die erger.

Ondertussen probeerde ik hem van me af te krijgen met al de kracht die ik over had. Het lukte niet. Dat dier was veel te sterk en bovendien erg zwaar.

Hij bleef maar doorgaan. Al de laatste kracht die ik over had verzamelde ik en opeens vloog het beest de lucht in met een harde knal en viel op de grond. Dood.

Ik keek nogal verbaast en uitgeput van het gevecht. Ik had het wilde dier opgeblazen. Zomaar. Ineens. Er was geen verklaring voor hoe, maar ik wist zeker dat ik het was geweest die hem in de lucht had gesmeten.

Jammergenoeg hoorde ik opnieuw geritsel. Er waren nog meer. Ik was er geweest. Dacht ik.

ForeverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu