hoofdstuk 9

278 11 1
                                    

recap: Uiteindelijk kwam er een vrouw van rond de veertig aan de kant van de weg staan. Ik vroeg me af waarom ik nog geen taxi had gezien. De vrouw zag er net iets jonger uit dan Myda en leek me best aardig, maar toen ze haar mond opendeed kwam er een of ander piepstemmetje uit en was ze niet meer te houden. Ze bleef maar praten en praten over een vriendin van haar en haar dode familielid en haar exvriendje enzo. Ze begon me op mijn zenuwen te werken. Toen we eindelijk genoeg in de buurt waren om de mannen te kunnen vinden vroeg ze nog waarom ik niet bij haar kwam slapen en dat ze altijd al een dochter wou en ga-zo-maar-door. Ugh. Ik bedankte haar voor de rit maar zei dat dat niet nodig was en liep zonder om te kijken het bos in.

De zon was al bijna onder en ik kon nog maar net voor me uitkijken. Volgensmij was ik helemaal niet in de buurt, want ik zag nergens licht van het bekende kampvuur dat mijn leven drie maanden geleden gered had.

Ik werd opeens paniekerig. Wat als ik dat vuur en de mannen niet zou vinden voor de zon onder ging? Zou ik dan opnieuw worden gepakt door de monsters of zouden me dit keer letterlijk aan stukken scheuren? Ik huiverde bij het idee. Natuurlijk wilde ik nog niet dood! Ik wist me geen raad meer en een tijdje later ging de zon onder.

-----------------------------------

Ik bleef doorlopen en dacht na wat ik het beste kon gaan doen. Toen ik dat aan het doen was, herinnerde ik me die keer dat ik de monsters met een soort oerkracht had weggeduwd. Hoe was ik daaraan gekomen en waarom had ik die wezens meters de lucht in kunnen blazen? Had het iets met mijn hele situatie te maken? Misschien kwamen ze zo wel weer terug en dan wist ik waarschijnlijk niet hoe ik die kracht moest gebruiken. Ik kon maar beter gaan oefenen en proberen ermee om te gaan.

Het bos was doodstil. Angstaanjagend was het. De maan was achter de wolken vandaan gekomen, maar groot was hij niet. Je kon nogsteeds amper een hand voor ogen zien. Misschien, als je op een open plek stond kon je een glimp van je armen opvangen, maar dat was het dan. Ik had zo'n gevoel dat het mistig was en ik zou best nog wel eens gelijk kunnen hebben. Ik probeerde -zonder resultaat- nog eens goed om me heen te kijken om te zien of ik gelijk had.

Ik schrok me een ongeluk. Twee knalgroene ogen stonden me aan te staren. Ze waren lang niet groot genoeg voor mensen ogen en ze stonden doodstil. Ook kon het niet een van de gevreesde monsterachtige wezens zijn? Die waren altijd in het meervoud en ook hun hoofden en ogen waren groter.

Eerst was ik bang geweest voor de ogen en had ik een paar stappen afstand genomen, maar toen ik de ogen beter bekeek zag ik dat er een zachtaardige ondertoon in lag. Ze wilden me niet vermoorden anders had dit dier (of anders) dat al lang gedaan.

De ogen en ik stonden elkaar heel lang aan te staren. Ik telde een uur en zeventien minuten. Waarschijnlijk was dat veel korter maar ik verloor de tijd een beetje. Toen gebeurde er iets heel vreemds. De trans waarmee ik het dier had aan zitten staren was weg en ik merkte dat zijn ogen groter waren geworden. Heel veel groter. Ze waren van mini knikkertjes veranderd in tennisballen. Ik schrok opnieuw, want ik u dat dit wezen nu een gigantisch lichaam moest hebben. Maar ik was nog steeds niet bang. Er was iets vertrouwelijks met deze ogen. Ze leken bijna menselijk en ze wilden me iets vertellen. Ik snapte alleen niet wàt. En dat was bloedvervelend.

Het wezen leek niet van plan om me aan te vallen dus liep ik zijn richting op. Mijn oerkracht was toch sterker dus er kon niks misgaan. De ogen wilden me ergens heenleiden. Ik probeerde de vacht te voelen. Heel zacht. Het leek meer op een hele boel donzige veren. Ik probeerde zijn omtrek te raden. Hij had goede vleugels en ik zou op zijn rug kunnen vliegen als ik dat zou willen. Ik hield me stevig vast aan de vacht en het wezen snapte dat ik hem begreep en met hem mee zou gaan. Wat een verschrikkelijk slim dier!

Het dier (want dat wist ik ondanks de menselijke ogen nu zeker) leek wel te bukken. Ik aarzelde niet en klom op zijn rug. Dit was echt gaaf. Ik zat op een reuzenvogel die me niet probeerde op te eten en me ergens heen wilde brengen.

ForeverWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu