Campus

141 2 2
                                    

Ik kom de parkeerplaats oprijden in mijn nieuwe Mercedes. Hij mag dan wel prachtig zijn, maar hij valt hier vreselijk op. Mijn ouders zijn rijk, heb ik weer. Terwijl iedere student op campus probeert rond te komen op hun magere stundentenloontje, zwem ik rond in het geld. Ik stap uit de auto en sla mijn ogen neer als mijn chauffeur Perry wegrijdt. Het miezert dus ik doe mijn capuchon over mijn hoofd. Voorzichtig gluur ik door het nepbont van mijn kraag. Er is nog niemand, gelukkig. Ik haast me naar binnen. Mijn eerste college begint pas over een uur, maar de schaamte om in zo'n auto op campus gezien te worden is gewoon te groot. Hier hoor je niet op te vallen. Zodra ik binnen ben zie ik dat het uitgestorven is. Op de banken aan de zijkant van de hal zit niemand. Vreemd dit. Meestal zijn er al mensen aan het studeren. Ik loop door naar het café. Daar spreken mijn vriendin Juultje en ik altijd een uur voor college af. Ze is echt zo'n strevertje dus wil ze altijd zeker weten dat ze op tijd is én al haar werk af heeft. Als ik aankom in het café zie ik dat er niemand is, niet eens de barvrouw. Mijn maag draait zich om, wat als er een tornado komt? Wat moet ik nu? In de paniek pak in mijn telefoon om de politie te bellen. Ik druk op de home-knop en kijk naar de tijd, 6:30. Dan zie ik de datum. Zaterdag 11 November. Ik zucht. Zaterdag, natuurlijk, heb ik weer. Ik ontgrendel mijn telefoon en druk op de sneltoets Perry. De telefoon gaat over. "Perry tot uw service. Waarmee kan ik u helpen mevrouw?" "Ja, eh, Perry?" Stamel ik. "Ja, mevrouw. Is er iets mis mevrouw?" Zegt Perry op een bezorgde toon. "Eh, nee, Perry.Het is alleen Zaterdag." Zucht ik. "Dat weet ik mevrouw. U wou toch niet naar campus mevrouw?" "Eh, nee." "Ik kom u meteen weer halen mevrouw." Ik bloos. Hoe kon ik nou zo stom zijn? Het is wel vreemd. Dan slaat de paniek weer toe. Misschien zijn er wel inbrekers! Nee, rustig blijven! Hoe zouden ze aan de sleutel komen, heb je daar weleens over nagedacht? Misschien hebben ze wel een concierge vermoord en toen zijn sleutels gepakt! Ik raak in paniek, laat mijn spullen vallen en zak door mijn knieën. Zo, gewoon even rustig zitten. Ik probeer op mijn ademhaling te letten. In en uit, in en uit. Uiteindelijk ben ik weer rustig genoeg om te gaan staan. Ik graai mijn spullen bij elkaar en sluip snel het café uit. Oké, als ik een inbreker zou zijn, waar zou ik dan heen gaan? Naar boven natuurlijk! Daar staan allemaal dure spullen! Zo stil als ik kan sluip ik de trap op. Ik schuif langs de muren, totdat ik doorheb hoe dom ik er uit moet zien. Ik moet gewoon doen alsof ik niet doorheb dat het zaterdag is, misschien vermoorden ze me dan niet meteen. Ik hou mijn telefoon stevig vast. Ik moet toch een ontsnappingsplan hebben als het allemaal fout gaat. Wegrennen en de politie bellen, dat is mijn beste optie. Als ik bovenaan de trap ben gekomen, sta ik even stil. Als ik niets hoor loop ik verder de gang door. Dan kom ik bij een splitsing, rechts of links? Rechts, uit onderzoek komt dat de meeste mensen naar rechts gaan. Dan zoek ik mijn kansen daar wel. Ik loop langs alle deuren. Het is geen groot gebouw en het heeft maar één grote hal. De deuren van de lokalen zijn voorzien van kleine ramen zodat ik kan zien wat er binnen is. Niets, helemaal nergens iemand te bekennen. Dan moet ik mijn geluk maar aan de linkerkant zoeken. Als ik bijna bij het einde van de gang ben, heb ik nog steeds niets gevonden. De enige deur zonder raam is het hok van de concierge, maar ik denk niet dat dat veel interessants gaat opleveren. Dan kom ik bij het laatste lokaal aan. Ik heb er een slecht gevoel over. Ik ga op mijn tenen staan en kijk voorzichtig door het raam. Dan zie ik iets wat ik niet verwacht. Een man staat voor het grote scherm en er zitten een stel mensen op de tribune. Ik kijk er naar met grote ogen van de verbazing. Dit is niet wat ik verwacht had. Ik kijk naar de man voor het grote bord. Hij is knap en staat met een serieuze uitdrukking iets te vertellen. Dan kijkt hij rond. Als zijn ogen de deur bereiken kijkt hij me recht aan. Dan duik ik snel weg, maar het is al te laat. Ik hoor mensen schreeuwen en begin terug naar de uitgang te rennen. Ik ben bijna bij de trap, als ik wordt ingehaald. Iemand grijpt me bij mijn middel en begint me terug naar achter te trekken. Ik begin te gillen, maar er wordt een hand op mijn mond gedrukt. Dan probeer ik me los te worstelen, maar al snel voel ik meer handen aan mijn armen trekken. "Tegenstribbelen heeft geen zin. Kom met ons mee. We zullen je geen pijn doen." Fluistert iemand in mijn oor.

Voor AltijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu