Auto

41 2 1
                                    

Nadat het college is afgelopen lopen David en ik samen naar zijn auto. We lopen alleen, iedereen is al weg. Ik kijk om me heen. Het is stil, ijzig stil. Het enige wat ik kan horen is het knarsen van onze voetstappen. Dan komen we bij de auto, het is een fel groene Fiat. Hij drukt op de autosleutels en de achterlichten knipperen twee keer. Ik loop naar de deur aan de kant van de bijrijder, maar David is me voor. Hij doet het portier met een elegante zwaai open. Ik kijk hem verbaast aan. Hij zegt niets, hij kijkt me alleen aan. Ik kijk even in zijn ogen en opeens ben ik even verdwaalt. Zijn ogen zijn donkerbruin, bijna zwart. Hij kijkt me doordringend aan en ik heb het gevoel dat hij recht door mijn kleding kan kijken. Snel kijk ik naar mijn schoenen en stap ik in. Het portier gaat met een zachte klik dicht. Ik adem diep in. Wat was dat? Ik adem in een diepe zucht en kijk om me heen. Zijn auto is klein, maar heel netjes. Het ruikt hier lekker. Ik weet niet wat het is, maar het ruikt vertrouwd. Dan stapt David in. Ongemakkelijk kijk ik naar mijn voeten. Hij start de motor en de radio gaat zachtjes aan. Hij luistert naar Chopin! Mijn hemel! Dan komt de auto in beweging. "Je luistert Chopin." Zeg ik. "Ja, elke dag. Jij ook?" Ik kan me niet beheersen en giechel een beetje. "Ik ook." Ik kijk door mijn wimpers opzij en zie dat hij een brede grijns op zijn gezicht heeft. Dan komen we bij de uitgang van de parkeerplaats. "Welke kant moet je op?" Vraagt David. "Cherryspring Road." Zeg ik twijfelend. Moet ik hem wel vertellen waar ik woon? Hij knikt, nog steeds grijnzend.

We rijden nu al een tijdje en David lijkt verzonken te zijn in gedachten. "Ik wil meehelpen." Komt er opeens uit mijn mond. David schrikt zich dood en de auto zigzagt even over de weg. Ik klamp me vast aan het dashboard. Stomkop! Hoe kan je dat nou zomaar zeggen? "Met wat?" Vraagt David, hijgend van de schrik. Ik ben even stil. "Met wat je aan het doen bent. Weet je wel. Heel heroïsch. Arme kinderen een kans geven en daarbij je eigen baan riskeren." Ik kijk David recht aan en hij mij. Mijn maag voelt vreemd. Dan schommelt de auto weer een beetje en David kijkt recht naar de weg. "Oke." Hij blijft even stil. "Hoe?" Ik ben ook stil. Weet ik niet! Dat was mijn stomme brein! Niet ik! Ik zucht. "Ik weet het niet. Ik weet niet hoe. Uhm, nou ja. Uhm. Misschien kan ik je sponsoren" David trekt zijn wenkbrauwen op. "Sponsoren? Ik ken niet veel studenten die dat kunnen." Ik kijk naar mijn schoenen. "Eh, ja. Niet ik. Mijn ouders wel." Ik kijk weer naar David om zijn reactie te peilen, er staat weer een grijns op zijn gezicht.

Dan komen we bij mijn huis, maar we rijden er langs. "Eh, wacht! Dat was mijn huis!" De remmen piepen en ik moet me weer vasthouden aan het dashboard. Hij is duidelijk niet zo'n beste chauffeur. We staan even stil en ik leun naar achter. Dan kijkt David me recht aan. Ik krijg een raar gevoel in mijn buik en leg mijn hand over de plek. Hij legt zijn arm op mijn stoel. Het gevoel wordt steeds erger. Hij draait zijn hoofd en kijkt in de achterruit. Dan schieten we achteruit en alles wordt zwart.

Voor AltijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu