"Ziekenhuis"

43 2 1
                                    

Ik klop op de deur van de kamer, er wordt niet geantwoord, dus ik duw de deurklink zachtjes naar beneden en de deur gaat met een klik open. Ik loop door de deur en zie mijn vader in een bed liggen, in de hoek van de kamer. Ik ren naar hem toe en hij lijkt er wakker van te worden. "Papa! Wat is er gebeurt?" Vraag ik. Een vlaag van paniek overwelmt me en ik begin te huilen. Ik weet niet waar het vandaan komt en ik probeer mijn tranen weg te vegen, het worden er alleen maar meer. "Oh, sorry Papa!" Jammer ik. Hij kijkt me met een bezorgde blik aan. "Oh, lieverd! Jij kan er toch ook niets aan doen? Deze ziekte is niet besmettelijk hoor, ik kan hem niet van jou hebben." Ik hou op met jammer. "Welke ziekte?" Vraag ik nog steeds een beetje snuifend. Mijn vaders ogen worden groot. "Oh lieverd! Heeft Mama je nog niet verteld waarom ik hier ben?" Ik schud mijn hoofd. "Ik heb haar nog helemaal niet gesproken." Hij kijkt verbaasd, dan draait hij zich om in zijn bed en drukt op een knop aan het hoofdeinde. "Ga even zitten lieverd." Zegt hij dan zachtjes. Ik kijk draai me om in de hoop dat er een stoel in de kamer staat. Die staat er, maar dan klopt Papa met zijn hand op het bed. Ik ga naast hem zitten en hij glimlacht naar me. Ik glimlach terug. Dan komt er een zuster binnenlopen. "Waarmee kan ik u helpen?" Mijn vader kijkt haar vriendelijk aan. "Ik ben opzoek naar mijn vrouw, mevrouw Duinma?" De zuster knikt vriendelijk. "Ze zit beneden in het café, ik ga haar meteen voor u halen." Dan loopt ze de deur weer uit.

Een tijdje later komt mijn moeder door de deur lopen. Ze ziet er vreemd uit. Zover ik haar ken is ze een vrij koude, relatief emotieloze vrouw. Dit klinkt heel hatelijk, maar dat is het niet. Dat is gewoon wie ze is. In de kamer hangt gelijk een vreemde sfeer. Ze lijkt nu niet alleen emotieloos, maar ze staat er heel afstandelijk bij, alsof ze ons niet kent. Ik kijk weer naar Papa en probeer te glimlachen, zonder succes. Dan knikt Papa naar mijn moeder. Ik kijk weer op en zie een traan over haar wang. Dan ren ik naar haar toe en sla mijn armen om haar heen. Ze snikt even en duwt me dan van haar weg. "Kom maar met me mee." Zegt ze zachtjes. Ik knik en zij aan zij lopen we de deur uit. Ik draai me nog een keer om, om naar Papa te zwaaien, maar hij lijkt alweer in slaap te zijn gevallen.

Mama neemt me mee naar het café. "Ga zitten." Zegt ze met een bittere glimlach op haar gezicht. We gaan allebei zitten. Er loopt weer een traan over Mama's wang. Ik kijk haar met een bezorgd gevoel in mijn maag aan. Wat is hier aan de hand? "Ken je dit ziekenhuis?" Vraagt ze. Ik schudt mijn hoofd. Wat is dat nou voor een vraag. "Is het niet een privékliniek dan?" Vraag ik voorzichtig. Ze schudt haar hoofd. "Mama, wat is er aan de hand?" Ze schudt haar hoofd en kijkt naar haar voeten. Er loopt nog een traan over haar wang. "Dit is." Maar voordat ze haar zin kan afmaken, sterft haar stem weg. Dan schraapt ze haar keel en gaat op een hardere toon verder. "Dit is een hospice." Ik kijk haar niet begrijpend aan. "Wat?" Ze knikt. "Maar een hospice is voor mensen die doodgaan!" Mijn moeder knikt en kijkt dan weer omhoog. "Je vader heeft, uhm." Ze is even stil. "Je vader heeft terminale kanker. In zijn hersenen. Het is een tumor, hij wou je er pas later over vertellen." Er komen steeds meer tranen over haar wangen gestroomd. Ik sla mijn hand voor mijn mond. Mijn zicht begint troebel te worden van de tranen. Ik hoor in de verte mijn moeder snikken, maar alles klinkt hol. Ik kan niet goed meer zien of horen. Mijn oren piepen. Dan schiet ik omhoog. Ik moet hier weg. Alles doet pijn. Ik voel pijnscheuten door mijn hele lichaam, elke keer dat ik een stap neem. Dan kijk ik om me heen, er moet hier ergens toch een uitgang zijn? Dan zie ik de gele lijn op de vloer. Die moet naar de uitgang leiden! Ik ren er zo snel mogelijk langs.

Dan zie ik de schuifdeuren waardoor ik naar binnen ben gekomen. Ik jammer van opluchting en strompel naar buiten. Met bibberende handen pak ik mijn mobiel uit mijn zak. Ik druk op de snelknop 'Perry'. "Hallo." Maar ik onderbreek hem. "Perry, kom me ophalen! Ik kan niet meer! Ik wil niet meer! Breng me naar huis!" Jammer ik door de telefoon. Met mijn laatste krachten strompel ik naar een bankje, maar voordat ik er kom, zak ik in elkaar.

Ik word wakker door het gebrom van een auto, geef een kreun en kom langzaam overeind. Dan kijk ik om me heen. "Waar ben ik?" Mompel ik bij mezelf. "Hier!" Hoor een stem naast me opgewekt zeggen. Ik kijk naast me en tot mijn grootste verbazing zie in niet Perry, maar David. "Wat?" Hij grijnst. Ik krijg een naar gevoel in mijn buik. Heb ik een stalker? "Hoe wist je dat ik hier was?" Hij kijkt voor zich uit. "Ik heb je gevolgd." Ik frons. Het voelt alsof een stem in mijn hoofd zegt dat er iets flink mis is. Wat is er hier aan de hand? Ik doe mijn ogen dicht en leun met mijn achterhoofd tegen de hoofdleuning. "Gaat het goed?" Ik negeer zijn vraag. "Waar gaan we nu heen?" Hij zucht. "Naar mijn huis." Ik knik, mijn ogen nog steeds gesloten. "En waarom?" Het blijft stil. "En waarom?" Vraag ik op een dwingende toon. Hij zucht nog een keer. "Omdat ik niet zonder je kan." Ik frons weer. Dit is niet oké.

Als we weer terug zijn bij Davids huis. Stapt hij uit zonder wat te zeggen. Ik stap niet uit. Hij tikt op het raam. Dan schiet ik mijn arm uit en druk op de vergrendeling van de deur. "Hé?" Hoor ik hem buiten roepen. Snel klim ik over de bestuurdersstoel en druk ook de knop van die deur naar beneden. Ik hoor hem roepen. "Lisa! Doe die deuren open!" Ik schud mijn hoofd. "Waarom niet?" Schreeuwt hij op een manier die me kippenvel bezorgd. Ik schud nogmaals mijn hoofd. "Je hebt me gewoon gekidnapt!" Schreeuw ik door het glas heen, dan kijk ik naar hem. Hij schudt zijn hoofd en leunt tegen de deur aan. "Helemaal niet!" Mijn ogen worden groot. "Als je naar huis had gewild had je het gewoon moeten zeggen!" Ik leg mijn handen over mijn gezicht. Waarom heb je het niet gewoon gezegd, Lisa? Ik zucht, dan ontgrendel ik de deuren en stap uit de auto. David kijkt me tevreden aan. Dan zetten we onze tocht naar zijn huis voort.

Voor AltijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu