Huis

54 3 1
                                    

Als we hebben ontbeten gaat David zich omkleden. Ik zit beneden om de bank TV te kijken als ik me bedenk dat ik geen tandenborstel bij me heb. Oh nee! Volgens mij stink ik echt heel erg uit mijn mond! Ik veer omhoog en ren de trap op. Ik gooi de deur van de slaapkamer open. Dan zie ik David net zijn onderbroek aandoen. "Oh God!" David valt om van de schrik. Bonk! "Auwh!" Kreunt hij. Ik sla mijn hand snel voor mijn ogen en strompel de kamer weer uit "Sorry! Ik vergat te kloppen!" Jammer ik. Dan grijp ik in het rond op zoek naar de deurknop, maar ik verlies mijn balans. Bonk! "Auwh!" Kreun ik nu ook, maar ik hou mijn ogen dichtgeknepen. Dan is het even stil. Opeens schieten we tegelijk in de lach. "Sorry!" Breng ik tussen het lachen uit. "Het is oké." Zegt David grinnikend. "Ik ben een gevaar voor mensheid, je moet maar niet meer met me omgaan." Zeg ik zuchtend. "Ik vindt je veel te leuk om je zomaar te vergeten." Zegt David zachtjes. Mijn maag draait zich om, maar ik glimlach stiekem. Dan sta voorzichtig op, mijn ogen nog steeds dichtgeknepen. "Je kan alweer kijken hoor." Zegt David, weer grinnikend. Voorzichtig gluur ik door mijn wimpers. Ik zie David in zijn onderbroek op de grond liggen en schiet weer in de lach. David schiet ook weer in de lach. Dit moet een van de meest vreemde situaties zijn waar ik me ooit in heb begeven. David stopt na een tijdje met lachen, maar heeft nog steeds een grote grijns op zijn gezicht. "Even serieus." Ik stop met lachen. "Ja?" Vraag ik, nog steeds nahikkend van het lachen. "Wil je me overeind helpen? Mijn rug doet echt pijn." We schieten weer in de lach. Ik sla mijn handpalm tegen mijn gezicht. Dit is zó vreemd! Toch loop ik naar David toe en probeer hem omhoog te hijsen. Dan glij ik onderuit en belandt naast David op de grond. "Auwh!" Kreun ik, dan liggen we allebij weer in een deuk. Dit kan echt niet zo doorgaan. Dus ik adem langzaam uit en hou mijn lachen in. Dan staat David voorzichtig op. Hij hurkt naast me en fluistert in mijn oor. "Gaat het?" Vraagt hij. Ik knik langzaam, mijn lichaam is helemaal aangespannen en ik kan het niet beheersen. Hij legt één arm onder mijn knieën en de andere in de holte van mijn rug. Dan tilt hij me voorzichtig op en zet me neer op het bed. Even ben ik bang dat hij iets vreemds gaat doen en mijn spieren spannen zich aan. Dan buigt hij naar voren en drukt een kus op mijn voorhoofd. Mijn maag draait zich om en ik doe mijn ogen dicht. Als ik ze weer open doe is David weg. 

Als ik beneden kom is hij nergens te zien, dus ik loop naar de keuken. De resten van het ontbijt staan er nog en ik ruim ze op. Ik pak mijn telefoon en ga aan de eettafel zitten. Ik kijk nog een keer naar het bericht dat ik mijn moeder heb gestuurd. Ze heeft hem gelezen, maar ze heeft niet gereageerd. Ik zucht. Ik vindt het allang niet meer erg dat ze me negeert, maar het feit dat ik daar gewend aan ben doet me wel pijn. 

Opeens voel ik een hand op mijn schouder en schiet omhoog van de schrik. "Oh! Ik schrok me dood!" David kijkt me doordringend aan. Hij brengt zijn hand naar mijn gezicht en haalt zijn duim zachtjes over mijn wang heen. Ik kijk hem niet begrijpend aan. "Heb je gehuild?" Vraagt hij ongerust. Ik veeg snel nog een keer over mijn wang en kijk weg. Dit faalt! Ik had het niet eens door. "Uhm, nee hoor. Ik moet vast last hebben van een tranende ogen ofzoiets. Ik draai me om, zodat hij mijn gezicht niet kan zien. Dan voel ik zijn armen om mijn armen slaan en ik kan een glimlach niet onderdrukken. "Moet ik je naar huis brengen?" Fluistert hij in mijn oor, maar ik schud mijn hoofd. Ik draai me weer naar hem om, maar hij houdt zijn armen om me heen. "Het interesseert mijn ouders toch niets." Zeg ik zachtjes, terwijl ik hem aankijk. Er rolt weer traan over mijn wang. Ik leun met mijn hoofd tegen Davids borst en begraaf mijn gezicht in zijn sweater.

Na een tijdje laat hij me los. "Kom, dan gaan we een stukje wandelen." Zegt hij.

Als we buiten komen kijk ik om me heen. Ik realiseer me nu pas dat hij in het midden van het bos woont. Het is prachtig herfstweer en overal zijn verschillende kleuren. Desondanks de pracht om me heen kan ik me maar op één ding focussen. Of één iemand in ieder geval. Op een gegeven moment raken onze handen per ongeluk, maar hij lijkt het niet erg te vinden. Hij pakt me bij de hand en trekt me mee. "Wat is er?" Vraag ik met moeite, want al mijn focus is gericht op niet nog eens struikelen. "Dit was ik helemaal vergeten, maar dit móét je zien!" Zegt hij. Dan lopen we van het grote pad af, een afgelegen paadje in. Het is een beetje duister en ondanks dat we niet meer rennen houdt David een stevig tempo aan. 

We komen bij een fel verlichte cirkel. Ik laat mijn ogen wennen aan het licht en kijk dan om me heen. Er is niets te zien. "Kijk boven je." Ik kijk omhoog en ben even verstomd van verbazing. Wat ik boven me zie is een boomhut. Het is een massieve boomhut. David laat mijn hand los en even voelt mijn hand koud. Hij loopt naar de boomhut en gaat naast de boom staan. Ik kijk hem vragend aan. "Ja, hoe moet ik hier omhoog komen?" David kijkt me aan met een grijns. Dan trekt hij aan een touwtje dat ik nu pas zien hangen. Met een bonk valt er een touwladder tot net boven de grond naar beneden. Ik loop nu ook naar de boom. Voordat ik begin met klimmen, kijk ik David nog even aan. Hij glimlacht naar me en strijkt vluchtig met zijn hand nog een keer over mijn wang.

Voor AltijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu