Hoofdstuk 10

16 3 0
                                    

Ik ben in een klaslokaal, en lig op de grond. Dit doet me denken aan één van de Onverschrokkenen lokalen van school. Ik sta op en veeg mijn knieën schoon. Het stof dwarrelt door de kamer en ik moet er door niezen. Het lokaal staat al een hele lange tijd leeg, de meubels die her en der bezaait staan door de kamer zijn afgebladderd en zitten helemaal bedolven onder het stof. De muren zijn bekladderd met graffiti en er staan krassen op. Er trek een rilling over mijn rug, wat moest ik hier nou weer dit is geen plaats voor een Vriendschapslid eerder voor een Onverschrokken. ik loop naar de deur om hem open te doen en zie dan een zwarte schim de richting op komen naar het lokaal. Ik gluur snel door de kier maar het is te schemerig waardoor ik alleen een zaklamp zie. Wat moet ik nu doen, weglopen of vragen waar ik ben? mag ik hier wel komen, is dit misschien verboden terrein? Ik ga achter één van de schooltafeltjes zitten en hopen dat de persoon mij niet ziet of opmerkt.

Ik hoor de deur open gaan, ik tuur naar de persoon. Een sterk lichaam, waarschijnlijk van een man staat in deuropening. 'Ik dacht dat ik hier net wat hoorde.' Zegt de man. dan hoor ik nog meer voetstappen. 'Je hoort spoken Venessio luister nou maar naar ons.'Zegt een andere stem. 'Maar.... ik ben niet gek, ik ga kijken.' Ik hoor nu voetstappen mijn richting op komen. Mijn hard klopt heel snel. Na een tijdje zegt de man. 'Hier is niks.' Hij loopt weer naar de deur. 'Ik zei het toch.' Wat een opluchting.

Ik sta op en loop vooruit. Ik focus me op mijn loopbaan om te zien of er een obstakel kan zijn, maar ik zie niks. Ik ben aangekomen bij de deur en sla hem open. Ik schrik. Een sterke met Onverschrokkenheid's kleding aan staat grijnzend naar me te staren. 'Ik wist dat er iemand was.' Hij pakt mijn arm en sleurt me met hem mee. 'Wat kom je hier doen?' zijn stem klikt harteloos. 'ik...ik... weet niet.' Er zit een schaafwond op mijn elleboog doordat we onderweg tegen scherpe muren zijn gekomen, er loopt bloed uit. Hij zet me neer op een stoel naast een tafel. Hij gaat ook zitten tegenover mij. 'Ik vraag het nog één keer, wat kom je hier doen?' Hij kijkt geïrriteerd. Ik wist niet waar ik was, ik weet alleen dat dit een simulatie is, en dat dit allemaal niet echt is, het gebeurt alleen in mijn hoofd. Het liefst zou ik nu weg willen uit deze verschrikkelijke simulatie, ik voel me opgesloten. 'Ik weet het niet, maar dit is niet echt.' De man buigt zich voorover, over de tafel en is nu heel dicht bij mij. 'Dit is echt, en dat kan ik je bewijzen.' Zijn blik in zijn ogen dat betekend niks goed. Ik moet hier weg. Ik sta op. 'dat hoef je niet te bewijzen.' Ik schreeuw nu tegen de man, en ik weet dat ik gezakt ben voor de eerste simulatie van de inwijding. 'Je hoeft het niet te bewijzen.' zeg ik nog een keer en dan op een zachte toon. Ik ren naar de deur en trek hem open. Ik kijk niet achterom dan zie ik dingen die ik niet wil zien, zoals woede, wrede dingen.

Misschien ben pas ik toch wel in

Vriendschap, ik ren weg voor de agressie van een ander, ik wil hier weg. Er springt een glimlach op mijn gezicht, maar die is al snel weer verdwenen. Ik kijk achter mij en zie dat de man is opgestaan en nu achter mij aan komt rennen. Ik ren en ren zo hard ik kan. Ik hoor mijn voeten dreunen elke keer wanneer ik een stap zet op de grond. Ik ben een Vriendschapslid, bijna dan. Maar ik schud die gedachte weg.

Waarom zou ik nog rennen, denk ik bij mezelf, de man is toch niet echt dit is allemaal nep. Hun zijn nep, de pijn is nep. Misschien als ik door ren ben ik één van de Vriendschapsleden, maar ik zal nooit meer mezelf zijn. Ik ben Faith, die niet zoals de meeste willen zijn, ik ben de gene die anders wilt zijn en haar eigen keuze wilt maken. Ik stop onmiddellijk met rennen en draai me om. De man komt op mij aflopen en wilt me weer vastpakken en mij terugbrengen naar die kamer. Ik schud mijn hoofd. Nee dat kan niet! dat mag niet! Ik duw mijn lichaam naar voren en geef de man een stopteken, ik doe mijn ogen dicht, bang voor de pijn die ik straks zal gaan voelen. Maar ik voel geen pijn. Ik kijk met opeengeknepen ogen naar de man, dan open ik mijn ogen helemaal. De man staat nu op pauze om het zo maar te noemen, hij staat stil en verroerd zich niet. Ik kijk hem vragend aan. wat was dit nou? Zijn lichaam duwt lichtelijk tegen mijn uitgestoken hand aan. Ik probeer de man weg te duwen. Hij vliegt naar achteren en een fel licht doet mijn ogen verblinden.

Faith's StoryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu