Hoofdstuk 24

36 3 6
                                    

Een man komt op ons af met een pistool. Hij schiet als een wilde om zich heen. Een kogel raakt River en ze valt dood neer op de grond. Ik gil om me heen want ik heb troost nodig van iemand. Maar ik kan blijven gillen wat ik wil, niemand reageert. De man komt mijn kant op en heft zijn pistool en richt hem op mij. 'Nee!!!' Smeek ik. Maar er komt weer geen antwoord. Het lijkt wel of niemand mij hoort. Zijn ogen staan zwart. Ik buig me over het lichaam van River. Opeens begint de man te lachen. Zo hard... uit wraak? Uit blijdschap? Of omdat hij gewoon levenloos is? Het maakt niks uit. Dan hoor ik nog een schot en mijn beeld word zwart.

Ik wordt gillend wakker en zit rechtovereind in mijn slaapzak. Heath die naast mij ligt is ook al wakker en opent zijn armen. 'Stil maar.' Ik kruip in zijn armen en zoek troost bij hem. Na een tijdje ben ik gekalmeerd en stap uit mijn slaapzak. Het is nu twee dagen geleden dat we zijn vertrokken vanaf Vriendschap. We hebben River gisteren begraven in een weiland vol met gele bloemen. Ik vond dat ze wel een bijzonder plekje moest hebben. voor zo'n meisje met lef die tegelijkertijd ook heel lief was. Hope geeft ons allemaal een broodje. Ik neem een hap en sluit mijn ogen. Ik twijfel nu echt of het wel een goed idee was om te vluchten. Tot nu toe hebben we alleen nog maar ongeluk gehad. Maar ja ik duw dat gevoel maar weg. Rond negen uur 's morgens gingen we weer verder lopen.

'Ik zie iets!' Felix wijst recht voor hem uit. 'daar!' Nu zie ik het ook. het lijkt wel op een huis. Ik zet het op rennen en de andere ook. Als we dichterbij zijn. blijkt het inderdaad een huis te zijn. Het is een beetje een vervallen huis, maar er komt rook uit de schoorsteen. We kijken door de ramen heen en zien een oude vrouw. Ik klop op de deur. in vol verwachting wie de persoon is. De deur gaat piepend open. Een vrouw met grijs haar in een vlecht staat voor ons. Ze ziet dat we er slecht aan toe zijn. 'ach, kom toch binnen.' Ze leidt ons naar de woonkamer en gebaart dat we mogen gaan zitten.

Ze geeft ons allemaal een kopje thee en een biscuitje. 'Zeg, wat brengt jullie hier.' Ze gaat in een grote stoel zitten. 'We komen uit de stad, Chicago. We zijn hem gevlucht.' zeg ik. Heath kijkt om zich heen en neemt de hele kamer in zich op. 'maar schatten dan hebben jullie veel kilometers afgelegd. Dan zijn jullie vast moe.' We knikken allemaal.
De vrouw staat op en loopt naar de boekenkast. Ze haalt een boek van een boekenplank en opent hem. Een wit briefje valt uit het boek en die pakt ze. Maar ze houdt het briefje vast en zegt dan 'nogmaals welkom, ik ben Diana Johnsons.' De andere stellen zich voor en ik wilde haar een hand geven en mijn naam zeggen. 'ah... jij bent vast Faith Greys, niet waar?' Ik knik en ben verbaasd dat ze weet wie ik ben. Want ik heb haar nog nooit eerder gezien. 'Ik zal jullie even de weg wijzen.' ze begeleidt ons naar de boven verdieping en wijst onze slaapkamers aan. Of het toeval was of niet, iedereen had zijn eigen slaapkamer. Alsof ze wist dat we kwamen. 'ik ben beneden als jullie me nodig hebben.'

Ik open de deur van mijn slaapkamer en ik zie dat de muren lichtblauw zijn geschilderd, mijn lievelingskleur. Het tweepersoons bed was van staal en het deken is taupe kleurig. Verder hingen er schelpenkettingen, een anker aan de muur en een zeetoren op een bijzettafeltje. 'Mooi hè.' Ik knik en glimlach. 'hoe wist u dat dit mijn lievelingskleuren zijn?' Ze zakt neer op de houten bureaustoel. 'Ik wist dat jij zou komen.' Hoe zou ze dat moeten weten? Niemand wist er verder van dat ik ging vluchten.
'Hoe wist u dat dan? Want ik heb niemand verteld dat ik zou gaan vluchten.' Ze lacht. 'nou dat zal ik je eens vertellen.'

'De stad, Chicago in jouw geval, is een experiment van de regering, zoals je gelezen hebt in het boek over het ontstaan van de stad. Nu is er natuurlijk ook een hoofdkantoor die het project uiteraard moet voltooien. Overal in de stad hangen camera's. Deze beelden worden allemaal naar het hoofdkwartier gestuurd en die kijken hoe het project loopt. Ik werk daarvoor. We onderzoeken dus ook de verschillen tussen Genetisch beschadige mensen en Genetisch Zuivere mensen. Wat jij deed was zeer interessant niet alleen omdat je Genetisch Zuiver bent, maar ook hoe je omging met de verschillende uitdagingen. Toen we je plannetjes zagen maken om uit de stad te ontsnappen hebben we jou en de vrienden van je nauwkeurig bijgehouden met camera's om zo te kijken hoe jullie met de uitdagingen om gingen. We waren zo onder de indruk dat we vonden dat jullie geslaagd zijn. Nu kunnen jullie hier een leven opbouwen en als jullie willen kun je een baan krijgen bij ons project. Maar dat is natuurlijk niet verplicht hoor.'

Ik ben zo blij dat ik nu eindelijk weet hoe het allemaal zat. Alles past nu perfect in elkaar. Ik heb genoeg van de stad en die dingen die daarom draaien. Ik wil een eigen leven opbouwen, met als doel: geen stad meer, geen facties, geen leiders, geen mensen die zeggen wat je moet doen. 'Ik hoef geen baan bij dit project. Ik weet er al genoeg over.' Misschien was dit de ultieme kans om macht te krijgen, maar ik ben het niet eens met macht, macht is slecht. 'Dat is goed. Dan breng ik jullie morgen naar het dorp. waar jullie nieuwe huizen staan.' Ik knik. 'dankjewel.' Dan loopt ze mijn keer uit en ik ben weer alleen. Ik ga liggen op mijn bed en maak mijn hoofd leeg. Ik ben nu toch blij dat ik hem ben gevlucht. Ik ben nu veilig en er is geen dwang meer. Ik voel dat ik langzaam weg dwaal naar mijn fantasiewereld. Maar er wordt dan op de deur geklopt. Ik open hem en Heath komt de kamer binnen. 'Mooie kamer. Zeg das toeval... het zijn jouw lievelingskleuren niet waar?' Ik knik. 'ja toeval hé.' Ik lach in mezelf. Ik weet wel beter. 'Morgen brengt Diana ons naar het dorp, en daar staan huizen voor ons en daar mogen we in gaan wonen.' Hij sluit de deur achter zich, en doet hem op slot. Dan doet hij een stap richting mij 'das mooi.'

Hij komt weer dichterbij en ik weet wat hij van plan is. 'Wat dacht je nu die er voor de deur stond?' Ik lach. 'een klopgeest.' 'hahaha, meen je die?' Ik doe nu ook een stap dichterbij. 'ja... maar wel een lekkere klopgeest.'
We staan nu nog maar een paar centimeters van elkaar vandaan. 'Oh ja? Is dat zo?' Hij glimlacht vals. Hij drukt zijn lippen op de mijne en pakt me vast bij mijn middel. Ik voelde de verlangen die al een hele tijd in mijn lichaam rond zweven, nu de over hand nemen. Ik weet dat we nu eeuwig bij elkaar kunnen zijn, zonder nog opgedragen te worden om dingen verplicht te ondergaan. Nu is ons leven, het onze. We kunnen nu zelf de toekomst veranderen. Ik geniet van zijn aanrakingen en zou hem eeuwig bij me willen hebben. Hij fluisterde. 'jij bent echt niet bang hè.' Hij kust me weer. Ik glimlach. 'Nee. Niet voor jou.' Hij kust teder mijn nek. 'Je weet echt niet hoeveel ik van je hou.' 'jij ook niet van mij.' Hij knikt en fluistert dan zacht. 'Jawel schat.'

Faith's StoryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu