Hoofdstuk 19

12 3 0
                                    

Ik trek mijn zwarte spijkerbroek aan en een rood hemdje. Ik mag namelijk niet opvallen in Onverschrokkenheid. Nu heb ik nog geluk dat ik nog een paar kledingsetjes stiekem heb meegenomen in mijn tas. Ik geef het andere setje aan Hope. Ze heeft via haar broer geregeld dat er ook kleding is voor Felix en Heath. Omdat hij namelijk uit Onverschrokkenheid komt en toevallig in de buurt was, heeft ze hem gesproken en het geregeld. Nu hoeven we alleen nog maar te wachten totdat het tien uur is. We hebben afgesproken dat we om vijf voor tien verzamelde in de boomgaard en vanaf daar naar de trein lopen. De zon staat nu laag aan de hemel en kan ieder moment ondergaan. Ik kijk op de klok, het is nu negen uur, nu nog maar een uur. Hope komt naast me staan en we kijken zwijgend door het raam naar buiten. 'Ik hoop dat het vandaag gaat lukken.' Ze staart voor zich uit. 'Ik hoop het ook. Wat kan er nou misgaan? Dat we betrapt worden. Is dat het enige? we kunnen het wel. Met jou kennis, mijn navigatie en dapperheid, en de jongens hun bescherming.'

Ik sluit mijn ogen en probeer alle negatieve gedachtes weg te duwen. Het gaat lukken - althans dat hoop ik - maar ik denk van wel. Als ik mijn ogen weer open is het kwart over negen, nog drie kwartier. Ik ga zitten op het bed en luister naar de stilte waardoor ik nog zenuwachtiger word. nog een half uur. Ik pak mijn tas en stop er twee pakjes crackers in, een flesje water en een touw (je weet nooit waar het goed voor is). Nu nog maar een kwartier. Hope en ik besluiten nu alvast naar de boomgaard te gaan. Ik vertel River en Meadow dat we snel weer terug zullen zijn. Omdat hun ook mee gaan vluchten, vind ik dat hun het ook mogen weten.

We lopen geruisloos het gebouw uit naar de boomgaard. Wanneer we daar aan komen staan Felix en Heath ons al op te wachten. 'Hoi! zijn jullie er klaar voor?' Felix werpt me een mes toe. Het mes komt kletterend terecht naast mij. 'Jij kan goed gooien.' Ik rol met mijn ogen. 'Ik kan beter vragen, kan jij wel vangen.' Zegt hij op een geïrriteerde toon. 'Ja dat kan ook. Hoe kom je aan het mes?' Ik kuch. 'Oh... gejat uit de keuken. Het is voor een beetje bescherming als het nodig is. Maar verder doet het er niet toe, zullen we dan maar gaan?' We knikken allemaal. 'Oké, de trein komt om tien uur precies langs Vriendschap. Dus we moeten nu gaan rennen.' Hope raapt haar tas op van de grond en begint te rennen. 'Volg mij.' Zegt ze en dat doen we. We komen na een tijdje aan bij de treinrails. 'Het is hier uitgestorven.' Zegt Heath hijgend. 'Ja zeg dat wel! Waar is die trein dan?' Het is nu één minuut voor tien. 'kijk daar.' Ik wijs naar twee koplampen die in de verte verschijnen. Ze komen langzaam dichterbij. 'Hij stopt niet! we moeten springen!' Zeg ik wanneer de trein nog maar een kleine afstand verwijderd is van ons. 'Springen!! Ben jij gek!' Hope kijkt me beangstig aan. 'Het moet! Wees niet bang, het is niet eng! Begin nu met rennen, maak vaart!' Ik begin te rennen. De trein verminderd zijn vaart en het is tijd om te springen. 'Nu!' Gil ik. Als eerste probeert Felix het, met succes. Hij stapt op het opstapje en duwt zich de trein in. Daarna Heath en hem lukt het ook. 'Nu jij Hope.' Ze rent en haar haar springt alle kanten op. 'Maar ik weet niet of ik het kan.' Zegt ze. Ik kijk achterom 'Je kan het!' Ik verminder mijn vaart en laat haar voor gaan. Ik geef haar een duwtje en ze komt met één voet terecht op het opstapje. Ik hou mij vast aan het handvat naast de deur en trek haar de trein in, en daarna volg ik.

Faith's StoryWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu