16 - Kidnapping myself

457 33 19
                                    

- Eloise Snape -

00.00, je slaapkamerraam met al je spullen en je bezem ;)

Dat was het enige dat op het briefje stond waar de uil mee terug was gekomen. Zachtjes had ik mijn spullen ingepakt en had ik geluisterd hoe mijn ouders en mijn broer gingen slapen.

Sorry, ik ben bij James :)

Heb ik op een briefje geschreven en op mijn bed gelegd. Precies om 00.00 sta ik bij mijn raam en scan met mijn ogen de horizon op onnatuurlijk verschijnselen. Het is stil en de sterren vonkelen aan de donkere hemel.

Midden in die donkere hemel schijnt een lichtje die iets anders is dan de rest van de sterren. Het lichtje word steeds groter en als ze dichterbij komen zie ik dat het er twee zijn.

Twee mensen zitten op bezems en met hun toverstok in lucht komen ze voor mijn slaapkamerraam zweven.

"Haii Ell," grijnst James en ik schiet in de lach.

"Jij bent goed is spreuken, verklein je hutkoffer!" zegt Sirius.

Met een zwaai van mijn stok verklein ik mijn koffer en stop hem in de zak van mijn jasje. Ik ga op de vensterbank staan en stap op mijn bezem. Zachtjes doe ik het raam dicht.

"LET'S GOOO!" blèrt James.

"James, dat het raam dicht is betekent niet dat de hele buurt wakker hoeft te worden," lach ik.

Ik kijk naar mijn huis en op de eerste verdieping schuift iemand voorzichtig het gordijn opzij. Severus' hoofd verschijnt en ik zwaai. James en Sirius zien het ook en zwaaien grijnzend als idioten. Severus schuift snel het gordijn dicht en ik weet gewoon dat hij mijn ouders wakker gaat maken.

"Zullen we gaan of op je ouders wachten?" grijnst Sirius.

"Ik denk dat mijn moeder me terug weet te halen als we wachten dus let's go!" roep ik lachend.

Het is koud buiten, de sneeuwklokjes vallen langzaam naar beneden. Het is een hele tijd vliegen en aangezien het midden in de nacht is ben ik best moe.

"Gaat het nog Ell?" roept James.

"Ik leef nog half," zeg ik terwijl ik naar mijn blauwe handen kijken.

"We zijn er bijna," zegt Sirius.

Hij heeft gelijk, niet veel later landen we voor een groot huis. De eerste zonnestralen komen boven de bomen uit. James doet voorzichtig de deur open. De deur kraakt een beetje en bij iedere kraak trekken James en Sirius een moeilijk gezicht. Ik grinnik en meteen krijg ik twee geïrriteerde blikken naar me toe geworpen.

"Weten je ouders dat je weg bent?" fluister ik zacht.

"Wat denk je zelf?" fluistert Sirius.

"Natuurlijk niet," fluistert James, "En nu stil."

We sluipen met z'n drieën de keuken binnen. De trap naar boven kraakt gelukkig niet en het enige dat geluid maakt op de weg naar boven is Sirius die zijn teen stoot. James en ik doen alle moeite om niet in lachen uit te barsten. Als we boven op de kamer van James zijn, doet James de deur dicht en het licht aan.

"Dat was enger dan alle keren dat we doen de gangen op school liepen bij elkaar!" fluister-schreeuwt James. Sirius en ik schieten in de lach.

"Hoelaat is het?" vraag ik.

"Half zes 's ochtends," zucht Sirius.

"Dan snap ik mijn doodheid," lach ik.

"Dan ga je slapen?" zegt James.

The Halfblood PrincessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu