Hoofdstuk 2

134 7 2
                                    

Als we de school binnenlopen gaat de bel. Snel rennen we naar ons kluisje. Ik prop gauw mijn jas en wat boeken erin en loop weg. "Doei ik zie je nog wel in de pauze." Zeg ik. "Doei enneh succes he." Noa kijkt me medelevend aan. Ik kijk naar beneden. "Ja thanks." Mompel ik. Gauw loop ik de trap op. Zat Noa nog maar bij mij in de klas. Ze is de enige vriendin die ik nog heb. Ik loop het lokaal binnen. Ik ga zitten aan een tafel en pak mijn spullen. Terwijl ik mijn etui zoek. Zie ik in mijn ooghoeken Brenda, Annabel en Eva binnenkomen. Geschrokken kijk ik op. Ik houd mijn adem in. Als ik zie dat ze aan de andere kant van het lokaal gaan zitten haal ik opgelucht adem. Deze dag kan nog best meevallen.

Ik sta bij mijn kluisje als Noa naar me toe komt gerent. "Hey! Vind je het erg als ik niet meefiets? Ik ga met Sanne mee." Er komt een meisje aangelopen met lang blond haar. "Kom je mee?" Vraagt ze aan Noa . Noa kijkt me aan. Ik knik. "Ja hoor is goed, veel plezier!" Ik kijk ze na. Ik trek mijn jas aan en loop naar buiten. Als ik bij mijn fiets sta voel ik ineens een hand op mijn schouder. Het is Annabel. Achter haar staan Brenda en Eva. "Zo skeletje." Grijnst Annabel. Ze pakken me vast en sleuren me mee naar een het parkje een stukje achter de school. Ze duwen me op de grond. Annabel geeft me een trap. "Trut!" Schreeuw ik. "Is dat het enige wat je kan?" Annabel lacht. "Horen jullie dat? Deze zwakkeling kan trut zeggen. Nou knap hoor." Annabel klapt. Nu lachen Brenda en Eva ook mee. "En wat doen wij met skeletten die mij trut noemen.?" Ik voel een klap. Ik doe mijn ogen dicht, en ik vouw mijn armen om mijn buik heen. Nog een klap, en nog één. Dan voel ik een harde trap tegen mijn zij. Kreunend draai ik me half om. Ik zie de drie meiden nog net weglopen. Dan wordt alles zwart.

Eeuwig littekenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu