Hoofdstuk zevenentwintig

2K 217 26
                                    

Hoofdstuk zevenentwintig

 

Met een slecht humeur, at ik de pannenkoek op die mijn moeder voor me had gemaakt.

Mijn vader keek me even aan om vervolgens verder van zijn pannenkoek te eten.

Soms had ik dat wel eens. Een slecht ochtendhumeur.
Maar dit was meer dan enkel een slecht humeur.
Nee, momenteel voelde ik me even slecht. Deels door die vreselijke nachtmerrie maar ook deels omdat ik vandaag moest gaan werken. Ik had er totaal geen zin in en ik had geen idee waarom want ik deed het werk best graag.

Maar iedereen had wel eens een minder goede dag, toch?

‘Is er iets?’ onderbrak mijn moeder mijn gedachtegang en ging tegenover me zitten aan tafel.

Achteloos haalde ik mijn schouders op en prikte wat met mijn vork in de pannenkoek.
Ik had geen trek meer.

Plots voelde ik een warm hand op mijn arm, die op tafel lag en ik keek op van mijn bord.

Mijn moeder keek me bezorgd aan en ik kon het niet meer verbergen. Het verdriet was duidelijk af te lezen uit mijn ogen.

Ik had het zo nu en dan. Een down momentje. Een moment waarin je je waardeloos voelde en je wenste dat je leven anders was geweest.

‘Vertel ons wat er scheelt,’ bemoeide mijn vader zich ermee.

Even twijfelde ik en schudde uiteindelijk mijn hoofd.

‘Het is niets. Ik voel me gewoon even wat minder goed. Maar maak jullie geen zorgen, het zal wel overgaan,’ stelde ik ze gerust en ik legde mijn vork op het halfvolle bord.

‘Ik ga maar eens door naar mijn werk,’ veranderde ik van onderwerp en mijn moeder knikte een beetje vertwijfeld. Alsof ze niet wilde dat ik door zou gaan maar meer zou vertellen over wat er met me was.
Maar er viel gewoonweg niet veel te zeggen.
Ik was een tiener. Elke tiener had last van dit soort mindere goede momenten.

 

Ondertussen was ik al een uur aan het werken en ik was blij dat ik, desondanks met vele tegenzin, toch was gaan werken.

Het leidde me af van mijn negatieve gedachten. De ene na de andere klant kwam zijn boodschappen bij mij laten scannen en telkens zei ik met een nep glimlach: ‘Nog een fijne dag verder.’

Een fijne dag… Zo kon je het niet echt noemen.

Mijn dag verergerde alleen nog maar wanneer een meisje van mijn leeftijd vroeg: ‘Wat doe je in een rolstoel?’

Een beetje overdonderd keek ik haar aan.

Ze haalde een wenkbrauw op en keek afwachtend.

Wat wilde ze dat ik daarop zei?

En als ze deze vraag stelde, wilde dat dus zeggen dat ze niet kon zien dat ik geen benen had.

‘Laat dat arme meisje toch eens,’ zei een oude chagrijnige man die achter haar stond aan te schuiven.

Het meisje keek geërgerd zijn kant op om vervolgens mij terug aan te kijken.

‘Dan niet.’

Momenteel zou ik echt uit het niks willen verdwijnen naar een andere plaats.
Een plaats waar ze me niet heel de tijd aankeken met blikken vol medelijden.

Een plaats waar er meer mensen zoals ik waren en me begrepen hoe ik me voelde.

Een plaats waar ik verdomme geen kijkshow was. Snel scande ik het pak kauwgom en nog wat andere dingen. Vervolgens vertelde ik hoeveel ze moest betalen. Wanneer ze betaald had, haar boodschappen in zakken had gestopt en wegliep voelde ik me al een beetje opgelucht.

Nu de oude man nog…

 

We hadden even een korte pauze van een kwartier lang en ik zat in het park.

Alleen. Starend naar de schommel, nam ik een hap van mijn reep chocola.

Als kind wilde ik altijd zo graag schommelen. Even glimlachte ik zwakjes. Ik denk dat schommelen bevrijdend voelde, alsof je vloog. Wat wilde ik me graag zo eens voelen.

‘Daar ben je,’ haalde iemand me plots uit mijn gedachten.

Roan.

Hier had ik dus geen zin in. Heel de dag ontweek ik hem een beetje. Niet door mijn nachtmerrie, helemaal niet. Maar ik ontweek iedereen een beetje momenteel. Want ik haatte het als mensen me zo zagen. Zo droevig. En het slechte gevoel hield maar niet op. Nee, het was echt mijn dag niet.

‘Ga je me nog vertellen waarom je zo triest voor je uit zit te kijken? Alsof je lievelingskat is gestorven?’ vroeg hij en hij ging op de bank zitten, vlak bij mij.

Even keek ik hem aan om vervolgens weer naar de schommel te kijken.

‘Vertel me, Roan,’ begon ik en negeerde ik zijn vraag.

‘Hoe voelt het om te schommelen?’

Verbaasd, alsof ik net een heel vreemde vraag had gesteld, keek hij me aan.

‘Waar komt die vraag zo plotseling vandaan?’

Ik haalde mijn schouders op.

‘Kan je gewoon niet antwoorden op mijn vraag?’

‘Ik heb het niet zo voor schommels. Als kind speelde ik niet vaak.’

Nu was het mijn beurt om verbaasd te kijken.

‘Hoezo?’

Even slikte hij en begon de koord van zijn trui rond zijn vinger te draaien.

‘Ik had vroeger niet veel,’ verklaarde hij en even keek hij me aan.
Heel even, in een flits, las ik pijn in zijn ogen.

Er ging zoveel achter deze jongen schuil.

Ik wist even niet hoe ik daarop moest reageren dus zei ik niets.

In stilte bleven we naar de schommel staren, die uit het niks een beetje begon te bewegen door een zachte bries.

Het leven was als een schommel. Soms schommelde je heel hoog en was je leven fantastisch. Maar soms werd het schommelen een te grote inspanning en hield het schommelen op.

‘Ga je me nog vertellen wat er met je is?’ onderbrak hij de stilte en ik schudde mijn hoofd.

‘Ik heb daar geen zin in,’ verklaarde ik simpel.

Even grinnikte hij zachtjes en een beetje verrast keek ik hem aan.

‘Is er iets grappig?’

‘Nee, het is gewoon dat ik ook nooit zin heb om het over mijn gevoelens te hebben. Op dat vlak lijken we dan toch een beetje op elkaar.’

Nu glimlachte ik ook zwakjes. Al waren we beiden nog steeds verschillend.

Heel verschillend.

--------------------------------------------------------------------------------------------------

Buiten hoofdstuk één, is dit toch wel het langste hoofdstuk I guess :p

Na dit hoofdstuk gaat het weer minder depri worden :) Hopelijk vonden jullie toch een beetje een mooi hoofdstuk :D

Love on wheels (ON HOLD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu