deel 6

21 3 13
                                    

De vriendin en studente van Morgan liep traag en angstig naar de voordeur. Waar was Morgan nou toch. Jasmin deed open en de huurbaas liep naar binnen. 'Sorry, dat ik u liet wachten, ik moest of ging Morgan zoeken maar ik kon haar niet vind,' Jasmine vond deze huurbaas het ergste wat er ook in haar leven was. Mensen die van anderen geld probeerden af te treiteren waren het ergst van allemaal. 'Ik kom de huur halen,' zei hij zachtaardig. Jasmine maakte een vrolijke grimas maar verborg haar verdriet en woede. 'Ik zal kijken,' zei ze kalmerend. De man was tenger van figuur alsof hij jaren of eerlijke gezegd dagelijks in de sporthal te zien was. Hij had een wit T-shirt aan waar enkele vlekken op zaten. Hij had vermoedelijk van de huur weer ongezonde dingen lopen kopen.

Jasmine liep de keuken in en zag de lamp flikkeren. 'Oh, nu je er toch bent kan je iemand laten komen om de lamp te vervangen?' De man keek naar de lamp en wist dat dit vermoedelijk ook een weer smoesje was. Jasmine liep naar de plek waar ze haar geld opborg en pakte het bedrag wat ze had. 'Ik heb niet meer,' gaf ze eerlijk toe. Jasmine rolde enkele opgevouwen biljetten in elastiek op de tafel en ging er met haar armen over elkaar bij zitten op de keukenstoel.

De man wriemelde wat met zijn vingers en bekeek het geldbedrag wat op de tafel lag. 'Ik zie de helft maar liggen,' zei hij opmerkelijk. Jasmine wilde een oplawaai geven maar besloot maar niet te reageren. De huurbaas schraapte zijn keel en keek Jasmine aan. 'Ik schrijf het bedrag even op en dan kom ik ergens deze week weer langs,' reageerde hij snel en beheerst daarna voor Jasmine wat had kunnen zeggen, griste hij de biljetten van tafel en vertrok. De voetstappen klonken erg snel en de deur ging open en dicht. Jasmine zat nog op de stoel en keek verbaast naar de lege keukentafel. Nu had ze nog een paar dagen om het resterende bedrag op te hoesten. Als Morgan nu niet kwam, kon ze haar kamer hier wel opzeggen.

Ze zakte met rode prikkende ogen op de tafel en verborg haar emotie. 'Morgan als je me hoort... waar ben je, over een paar dagen ben ik dakloos... en, en nu heb ik geen geld meer om te eten, en... ze wist niets meer tranen rolden over haar wangen van verdriet.


'ALLE HENS AAN DEK!' klonk de weerloze stem van de stuurman. Joas en Esther trokken aan het koord en het zeil ging omhoog. De boot trok met zijn boeg het water in en enkele golven overspoelde de het dek. Joas gleed weg door het water en kon zich maar net vastgrijpen aan het leuning. 'Niet, zo laf trekken,' klonk er weer. Joas kwam weer terug en trok met alle kracht weer het zeil omhoog. Hij nam het natte touw in zijn hand en maakte het vast. Zijn zus hielp hem met het touw en keek of het strak zat. 'Het zit zo strak genoeg, kom gauw naar het onderdek, of er geen water naar binnen is gespoten,' zei ze opmerkelijk. Joas keek zijn zus aan met haar zwarte haren als een knot onder de rode zakdoek. Man, man, man wat leek ze erg op een wilde piraat. Gelukkig had haar vader met een knipoog. Toegekeken dat, ze aan boord, mocht komen, ondanks een vrouw aan boord ongeluk bracht!

Morgan werd wakker en voelde alles om haar heen schommelen. Zeeziek was ze niet snel, maar dit bracht wel de misselijkheid bij haar naar boven. Ineens kwam ze tot besef dat ze op een ouderwetse boot zat. Een oude boot uit de zeventiende eeuw. Het was donker om wat te zien. Ze zou maar overeind komen. Ze voelde eerst of er geen balk boven haar hoofd zat en kwam met krakende knieën overeind. Ze was pas net overeind tot ze een deur hoorde opengaan. Ze liep voorzichtig richting het licht van de deur, maar nog was het te donker.

Eenmaal verder zag ze een stoere man naar beneden komen, voor ze wist wat er gebeurde klapte ze met haar hoofd bovenop de persoon. Ze hield zich in met schreeuwen.

Joas volgde zijn stoere zus naar het benedendek tot er plots een klap klonk. 'Jeetje, wat was dat voor een klap, had ze zich gestoten?' dacht hij. Toen keek hij met open mond.

'Er stond een dame in de deuropening. Esther die de klap had opgevangen kwam overeind en voelde pijnlijk aan haar voorhoofd. Ze slaakte een klein gilletje en hield meteen haar mond dicht. 'Wie, wie, ben jij!' hakkelde ze zacht. Haar mond was te droog om verder te praten.

Morgan kwam bij en voelde ook aan haar bult die ook op haar voorhoofd was gekomen. 'Ik weet het niet, ik ben hier per ongeluk terechtgekomen,' Joas kwam voorzichtig beneden en probeerde zijn sabel te pakken. 'Pas op met wat je doet, ik red mijn zus,' antwoorde de knul. Morgan zag een stoere jongen met een glad geschoren gezicht in het licht verschijnen.

Esther duwde haar broer aan de kant en pakte haar mes. 'Ik ben zelf niet bang,' Morgan hield haar handen voor zich uit. 'Ik doe jullie geen vlieg kwaad. Echt niet,' fluisterde Morgan.

Esther trok de zakdoek van haar hoofd en gooide haar zwarte haren naar voren. 'Goed, erewoord en ze, keek Morgan dit keer oplettend aan en zag een mooie dame voor zich staan. 'Ik ben Piraat Esther, Hoe kom je op onze vloot,' vroeg de dame. Morgan hoopte dit keer dat ze niet bang moest zijn en dook in haar zak naar het doosje lucifers. Ze haalde het doosje tevoorschijn en liet het zien. 'Met deze zwavelstokjes ben ik hier bij jullie beland,' vertelde ze. Joas, merkte, dat, het een tiener was van zijn leeftijd, kwam naast zijn zus staan.

'Zus, misschien kan ze ons naar de schat van Scharlaken Rood brengen,' vroeg hij opmerkelijk.

Zijn zus keek Morgan aan en likte over haar lippen. 'Dat zal ik aan onze vader overlaten,' antwoorde Esther en ze maakte haar tanden bloot. Het wit/gele gebit kwam tevoorschijn en een donkerrode tong likte langs de tanden. 'Laat dat maar aan onze vader over,' Morgan blies de koude lucht uit haar mond, slaakte een zucht. 'Niet weer,' Joas knikte enorm tevreden.

Speel met vuur!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu