Enkele zomers later liep ik door het bos op een zachte, zonnige dag. Mijn opleiding bij Apollonius had ik afgerond zonder ooit ook maar één woord in het openbaar te zingen; alleen de laatste maanden had ik af en toe durven zingen met alleen Apollonius als gezelschap, maar nooit waar de andere leerlingen bij waren, en altijd zachtjes en aarzelend. Ik vond zingen geweldig, maar ik was er gewoon niet goed genoeg in om het te kunnen doen in het bijzijn van anderen.
Nu was ik echter alleen in het rustige bos. Of nou ja, alleen; ik was omringd door planten, en bomen, hun takken wuivend en hun blaadjes ritselend in de wind. Bovenin de bomen zaten vogels die vrolijk hun liederen floten, alsof het hen niets kon schelen wie er zou kunnen luisteren. Het bos was vol geluid, zacht en rustig maar op de achtergrond aanwezig, en samen vormde het één groot muziekstuk, een symfonie van klanken. Het inspireerde me, en ik kreeg zin om mijn stem aan het geheel toe te voegen. De bomen en de vogels zouden me tenminste niet veroordelen.
Eerst zachtjes, toen steeds harder, begon ik te zingen, een lied dat ik ter plekke bedacht. Eerst waren het alleen klanken, maar toen kwamen er woorden, die uit mijn brein vloeiden en zonder twijfel door mijn stem werden overgenomen, zonder dat ik nadacht over wat ik ervan vond. Waar het lied over ging, wist ik achteraf niet meer; ik wist alleen dat het lied opging in de klanken van het bos, alsof het erbij hoorde, één geheel vormend met al die andere geluiden.
Op een gegeven moment zat ik aan de rand van de rivier die door het bos heen sneed, mijn blote voeten bungelend in het water, mijn schoenen naast me in het zand. Hoe ik daar gekomen was, wist ik niet. Ik wist niet hoe lang ik gelopen had, en had me tot dat moment niet eens gerealiseerd dat ik was gestopt met zingen.
'Dat was prachtig.'
Van schrik viel ik bijna in de rivier. Ik haastte me om achter me te kijken, en zag daar een meisje staan, haar jurk lichtjes wapperend in de zachte bries.
'Wat?', zei ik verbouwereerd.
'Dat lied! Ik moest ervan huilen, hoe kun je zo goed zingen?'
Ik lachte ongemakkelijk. 'Je hoeft heus niet te doen alsof. Ik weet echt wel dat ik niet zo goed kan zingen, daarom zong ik hier. Ik dacht dat er niemand was. Sorry dat ik je gestoord heb.'
Ze staarde me aan terwijl ze naast me in het zand ging zitten. 'Maak je een grapje? Dat was geweldig!'
'Meen je dat?', vroeg ik, nog steeds sceptisch.
'Ja! Waarom zou ik het zeggen als ik het niet meende?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Omdat je me niet wil kwetsen, misschien.'
'Dan zou ik er helemaal niks over gezegd hebben. Maar dit was zo mooi... Zoiets heb ik nog nooit gehoord. Het leek wel alsof er een god zelf aan het zingen was. Wacht, ben je een god?'
Ik lachte nu echt. 'Nee, ben jij gek! Ik ben gewoon Orpheus.'
'Orpheus', zei ze, alsof ze de naam nog even moest proeven. 'Orpheus. Ben je muzikant?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Niet? Maar dat zou je moeten zijn! Iedereen zou naar je komen luisteren, dat weet ik zeker. Zoiets moois kan niemand negeren. Je moet een keer optreden!'
'Ik, optreden? Echt niet.'
'Waarom niet?', vroeg ze simpelweg.
Ik haalde mijn schouders op. 'Gewoon niet. Dat kan ik toch helemaal niet? Straks lacht iedereen me uit, vinden ze me raar of zo. Al die mensen die naar je kijken... Nooit van m'n leven.'
'Probeer het gewoon. Wat kan er nou helemaal fout gaan? Ik weet zeker dat iedereen het geweldig zou vinden.'
'Nee.'
'Alleen voor een klein groepje dan? Ah toe? Ik beloof je dat ze je niet uit zouden lachen, ik ken ze. Maar voor vijf mensen of zo.' Ze staarde me indringend aan, met grote, smekende ogen die leken te glimmen in het zonlicht, en een voorzichtige glimlach. Om de een of andere reden leek mijn maag een salto te maken. Ik wilde weer nee zeggen, maar haar hele uitdrukking en houding deden iets met mijn brein, en om de een of andere reden vond het woord zijn uitweg niet en werden de klanken onbedoeld iets anders.
'Goed dan.'
JE LEEST
Stemmen (Orpheus en Eurydice)
RomanceOrpheus is een jonge muzikant met de stem van een god. Hij kan mooier zingen dan welke sterveling dan ook, maar door zijn angsten klinkt zijn eigen gezang voor hem als het krassen van een raaf, ziet hij in elke bewonderend gezicht iemand die hem uit...