Omdat zij er was, durfde ik het aan. Na het optreden voor vijf van haar vrienden volgde een optreden voor wat jonge aristocraten, die vanwege hun afkomst natuurlijk ook onderwijs kregen in kunst en muziek. Daarna speelde ik bij een tempel op een feest, daarna een keer op het marktplein. Na die eerste paar optredens kenden mensen mijn naam en begonnen er uitnodigingen te komen. Voor steeds grotere groepen speelde ik, steeds vaker kwam Eurydice me vertellen dat ze op het marktplein iemand mijn naam had horen zeggen; steeds vaker werd ik herkend en zeiden mensen dat ze mijn muziek zo mooi vonden.
En langzaam maar zeker begon ik ze te geloven.
Binnen een paar maanden reisde ik door de hele omgeving voor optredens. Soms waren het offerplechtigheden, soms feesten met rijke, decadente aristocraten, en soms ging ik gewoon op een marktplein staan en begon ik met zingen. Dat laatste vond ik doodeng, maar Eurydice haalde me over.
Oh, Eurydice.
Ik hield van haar. Ik hield van haar glimlach en haar lieve woorden en haar giechels en haar fonkelende ogen. Als zij er was ging alles vanzelf, voelde alles natuurlijk. Het was een heerlijke vanzelfsprekendheid. Soms buitelde mijn maag nog wel als ze in de buurt was, schoot mijn hart in mijn keel, maar meestal was onze liefde vooral een kalm en stabiel gevoel, als rimpelloos water op een dag zonder wind.
En elke keer dat de plankenkoorts weer opkwam, dat mijn handen trilden en mijn stem haperde, elke keer dat mijn oude twijfels weer toesloegen en ik in een publiek alleen spottende, walgende, kwade blikken meende te zien, was zij daar. Eurydice. Eurydice, die mijn hand vastpakte en met haar duim rondjes wreef over mijn handpalm. Eurydice, die me op mijn wang kuste. Eurydice, die bemoedigend naar me glimlachte. Eurydice, die in mijn oor fluisterde: 'Je kunt het.'
En ik geloofde haar.
Natuurlijk ging het niet vanzelf, maar dankzij haar nam mijn zelfvertrouwen steeds meer toe. Ze gaf me de duwtjes in de rug die ik nodig had, was een rots in de branding als ik het allemaal niet meer wist, en door het gewoon te doen realiseerde ik me langzaam maar zeker dat ik het wél kon. Steeds meer trad ik op, steeds vaker met een groot publiek van rijke, machtige mensen. Iedereen leek mijn naam te kennen, ik werd steeds vaker vanzelf gevraagd, andere zangers hemelden me op, rijke aristocraten raadden me aan hun vrienden aan, er deden verhalen de ronde dat ik de zoon van Apollo zelf zou zijn. Als ik voor een publiek stond, met mijn lier in mijn hand, voelde het alsof ik de hele wereld aankon. 'De beste zanger van heel Hellas', noemden ze me; ik wist echter, dat ik heel mijn succes te danken had aan Eurydice. De zanger met de beste vriendin van heel Hellas, dat was ik. Zij was mijn alles.
Eurydice's complimenten, bemoedigende woorden en gejuich overstemden de stemmen achterin mijn hoofd. En elke keer dat ik het waagde aan mezelf te twijfelen, was zij daar, mijn reddingslijn, de liefde van mijn leven.
Toen sloeg het noodlot toe.
JE LEEST
Stemmen (Orpheus en Eurydice)
RomanceOrpheus is een jonge muzikant met de stem van een god. Hij kan mooier zingen dan welke sterveling dan ook, maar door zijn angsten klinkt zijn eigen gezang voor hem als het krassen van een raaf, ziet hij in elke bewonderend gezicht iemand die hem uit...