Zes mensen. Dat was niks, hield ik mezelf voor, maar het was wel iets: het was het grootste publiek waar ik ooit voor had opgetreden, zes keer zo groot als mijn normale publiek, dat alleen bestond uit mijn leraar.
Ik stemde mijn lier, schraapte mijn keel, probeerde niet te veel te letten op de nieuwsgierige, verwachtingsvolle blikken van Eurydice en haar vijf vrienden. We zaten bij een van hen thuis, of nou ja, zij zaten, op kussens, met schalen lekkernijen voor hen, en ik stond, de lier in mijn hand. Nog een keer schraapte ik mijn keel.
'Uhm... Uh, het lied dat ik voor jullie ga zingen gaat over Pyramus en Thisbe, twee jonge geliefden die door hun liefde helaas een tragisch einde tegemoet gingen.' Ik kromde mijn vingers over de snaren van mijn lier en haalde diep adem. Toen haalde ik weer diep adem, en toen nog eens, maar ondanks mijn inspanningen leek er niet genoeg lucht in mijn longen te kunnen komen. Ik opende mijn mond, maar er kwamen geen woorden uit. Mijn hoofd was al op zoek naar excuses, manieren om het onvermijdelijke te kunnen vermijden, of op zijn minst een beetje te kunnen uitstellen.
'Het spijt me, uh, zou ik misschien eerst wat te drinken mogen? Ik heb een beetje een droge keel.'
Een van de jongens sprong op en pakte een amfoor voor me.
'Neem je tijd hoor', zei een van de anderen. 'En het maakt echt niet uit als het niet goed gaat. Normaal krijgen we helemaal geen muziek, en we zijn allang blij met je gezelschap.'
Ik kreeg een beker wijn aangereikt en dronk er langzaam van, terwijl ik Eurydice's blik zocht. Ik probeerde haar wanhopig duidelijk te maken dat ik het niet kon, en ik zag hoe haar schouders een beetje naar beneden zakten, hoe er een teleurgestelde blik in haar ogen verscheen. Meteen voelde ik me schuldig.
Ze stond op en pakte mijn hand. 'Wacht even, jongens', zei ze, en ze trok me mee naar de hoek van de ruimte, een stukje verderop.
'Wat is er?', vroeg ze zachtjes.
'Ik kan het niet. Zingen in het openbaar... Het is gewoon te veel. Straks lacht iedereen me uit.'
'Dat gebeurt echt niet! Ze vinden het vast prachtig. Ik heb je horen zingen, en ik vind het toch ook prachtig?'
'Ik kan het gewoon niet', zei ik, hulpeloos mijn schouders ophalend.
Er verscheen een frons op Eurydice's gezicht, alsof ze even nadacht. Toen glimlachte ze opgetogen. 'Ik heb een idee', zei ze, en ze trok me weer mee naar de rest.
'Ga allemaal staan', zei ze, en iedereen stond op, misschien een beetje verbaasd, maar niemand vroeg waarom. 'Oké, we gaan allemaal zingen, dat is leuker. Uh... Jullie kennen allemaal dat kinderliedje over de twaalf goden toch wel? Dat liedje van de oude Philippos?'
We knikten; natuurlijk, iedereen uit de stad kende dat liedje. Al zolang ik me kon herinneren, leerden kinderen zo de verschillende goden kennen.
'Goed, dan gaan we dat zingen! Ik begin.' En ze zong, zonder twijfel of schaamte, en ook al was haar stem lang niet perfect, het was alsof ik nog nooit zoiets moois had gehoord, en elke stem die ik ooit eerder gehoord had en elke stem die ik ooit nog zou horen, verbleekte bij de hare.
Toen de regels over Zeus voorbij waren, begon ze het stukje over Poseidon, terwijl ze naar de vriend die naast haar stond wees. Hij viel haar bij, zodat ze nu met zijn tweeën zongen. Toen het over Hera ging kwam de derde erbij, en zo begon er steeds iemand extra te zingen, totdat we uiteindelijk allemaal zongen. De laatste vijf coupletten deden we met zijn allen.
Daarna bedacht Eurydice een spel waarbij we steeds allemaal een regel van een lied bedachten en zo als het ware samen een lied schreven. Iedereen probeerde iets in het goede ritme te bedenken dat tegelijk zo gek mogelijk was, zodat we uiteindelijk allemaal dubbelklapten van het lachen.
'En nu?', vroeg de jongen die wijn voor me had gepakt.
'Ik ken nog wel een lied! Orpheus, kun jij me begeleiden op de lier?', zei Eurydice. Ik knikte en ze begon te zingen, over de liefde tussen Hades en Persephone. Na de eerste paar regels wist ik de melodie en viel ik haar bij; spelen in het openbaar was niet zo moeilijk als zingen, ik pakte het zonder enige moeite op. Spelen was mijn natuur, elke nieuwe melodie snapte ik perfect. Ik merkte hoe de klanken van mijn lier zich als vanzelf bij de klanken van Eurydice's stem voegden, en het voelde als een voet die in een perfect op maat gemaakte schoen gleed.
Daarna kende de jongen van de wijn nog wel een nummer, dat hij enigszins vals opvoerde met mijn lier als ondersteuning, en daarna zong een donkerharige vriendin van Eurydice haar lievelingsnummer. Toen keek Eurydice naar mij en glimlachte ze bemoedigend.
'Orpheus, kun je dat lied over Pyramus en Thisbe zingen? Dat wilde ik nog graag horen.'
Zonder te aarzelen begon ik te zingen, en ze vielen stil en luisterden. Toen ik aan het einde kwam, waren allebei de geliefden gestorven en hadden Eurydice en haar vrienden allemaal tranen in hun ogen.
Eurydice sloeg haar armen om me heen. 'Dat was prachtig', zei ze een beetje schor.
En opeens realiseerde ik me dat ik voor het eerst een heel lied in het openbaar had gezongen, en dat het goed was gegaan. De vrienden van Eurydice keken me allemaal vol bewondering aan, niemand lachte of keek misprijzend.
Het was me gelukt.
Of nee, het was Eurydice gelukt.
'Je moet dit echt vaker doen – Orpheus, je bent geweldig', zei ze, en haar brede glimlach en glinsterende ogen deden me voor een moment geloven dat het echt zo was.
JE LEEST
Stemmen (Orpheus en Eurydice)
RomanceOrpheus is een jonge muzikant met de stem van een god. Hij kan mooier zingen dan welke sterveling dan ook, maar door zijn angsten klinkt zijn eigen gezang voor hem als het krassen van een raaf, ziet hij in elke bewonderend gezicht iemand die hem uit...