1 De bom

130 10 11
                                    

Mijn oogleden worden zwaar en dreigen dicht te vallen. Een waas verschijnt voor mijn ogen. Ik schets een paar driehoeken en schrijf er wat bewijzen naast. De wiskundeles is te makkelijk. Het begint gewoon saai te worden. Ik zak langzaam weg en staar uit het raam. Het is prachtig lenteweer buiten. Alle bomen staan in bloei. De drang om naar buiten te gaan is vreselijk. "Jessica," verduidelijkt mevrouw Jansen. Met een schok wordt ik terug wakker. Ik hoop dat ik geen straf krijg. "Wat is het antwoord op deze vraag," zegt ze streng. Ik werp een blik op het bord waar de vraag op staat. "27," zeg ik razendsnel. Ze lijkt verbaasd en knikt. Ik richt me terug op het boek. Plotseling hoor ik iets suizen boven ons hoofd. Het klinkt steeds luider. Ik krijg er kippenvel van. In een fractie van een seconde vindt er een grote explosie plaats. Ik duik weg onder mijn tafel en blijf met mijn oren afgedekt zitten. Mijn hartslag versnelt. Al het glas versplinterd en vliegt door de klas. Het is een oorverdovend geluid. Mijn oren beginnen te suizen. Ik ruik rook. Was dat een bom? Als de knal voorbij blijkt te zijn ben ik de eerste die opstaat. Verbijsterd kijk ik het klaslokaal rond. Ik schiet in paniek en heb geen idee wat ik moet doen. De rechterhoek van de kamer is ingestort, de ramen zijn weg en alles is met brokstukken en as bestrooid. Het is angstaanjagend hoe een deel zomaar is verdwenen. Stilaan komt er beweging. De leerlingen die het verste van het raam zaten komen uit hun schuilplaats. Waar is de leerkracht? Ik wil haar gaan zoeken maar lijk niet vooruit te komen. Nu pas voel ik de brandende pijn. Overal heb ik sneetjes en wonden. Ik voel het bloed uit een wonde op mijn voorhoofd druppen. Ik veeg er snel over en er blijft een grote vlek achter. Ik adem in en uit en zet een stap naar voor. Ik begin terug te trillen. Slenterend kom ik aan bij de hoek die weg is. Ik hou me vast aan een kast en kijk naar buiten. Er is ook schade aan de klassen boven en onder ons. 15 leerlingen staan al recht en kijken elkaar geschokt aan. Geen woord wordt gezegd. Ik ben nog altijd opzoek naar mevrouw Jansen. Als ik wat verder kijk zie ik haar op de grond liggen. Ik ren vliegensvlug naar haar toe. Ze zit onder de bloedvlekken en haar ogen zijn gesloten. Ze zal toch niet dood zijn? En de leerlingen aan het raam zijn die dood? Ik wil er niet aan denken. Maar ik durf ook niet naar hen toe te gaan. Ik besluit het ijs te breken. "Wat gaan we doen?" Iedereen kijkt wat geschrokken. De personen die normaal gezien zo veel te zeggen hebben zien nu lijkbleek en zwijgen. Laura antwoordt: "Laten we een andere leerkracht gaan halen." Ik loop meteen op een drafje naar de gang. Ik klop op de linker deur naast onze klas. Zonder te wachten op toestemming open ik hem. Daar zijn de ramen ook kapot maar is er niets ingestort. De leerkracht daar weet niet wat doen en wordt blij door mij te zien. "Zou u even willen meekomen? Euhm ... Onze klas is ... ingestort en onze leerkracht... Kom alstublieft," vraag ik smekend. Hij volgt me naar de andere klas. Hij blijft staan in de deuropening. "Blijf rustig, ik ga versterking halen," zegt hij aarzelend. Ik zak door mijn benen en ga tegen de muur zitten. Sommigen volgen mijn voorbeeld. Ik peuter het glas uit mijn wonden. De deur vliegt open. De directeur staat er met nog een leerkracht. "Allemaal meekomen," zegt de directeur op een strenge toon. "Maar wat met hen," vraag ik wijzend naar de rij aan het raam. Ik bedenk me dat het geen goed idee was om tegen hem in te gaan. Ik trek me terug. "Meneer Van den Berghe zal hier blijven. Maar we moeten zien of iedereen ongedeerd is," antwoordt hij serieus. "Maar mevrouw jans...," ik besef terug wat ik aan het doen ben en zwijg onmiddellijk. "Alles komt goed, ga nu maar gewoon," stelt hij me gerust. Ik werp nog een snelle blik achter me en zie het langzaam verdwijnen. We worden naar de refter geleidt waar al een paar klassen staan. Ik vraag me af wat er nu gaat gebeuren. Er wordt ons bevolen om te zwijgen. Maar af en toe klinkt er wat gefluister. Er wordt niet gezegd waarom dit plaatsvond of wat er gaat gebeuren. Ik word er gek van! De binnenstromende klassen zijn nu geminderd. Soms komen er gewonden aan. De rest van onze oorspronkelijke Latijn klas 2J komen niet af. Ik begin te bedenken wat de reden van dit kon zijn. Ik weet dat er kleine oorlogen in Europa aan het woeden waren. Dat hadden een paar landen opgestart. Ze waren samen bondgenoten geworden. Ze noemen zichzelf Smart. Ze vinden dat als we meer bezig zijn met wetenschap en een goed leger in plaats van cultuur en kunst we heel de wereld zouden kunnen beheersen. Iedereen met een gezond verstand is daar tegen. Maar ik had nooit gedacht dat het tot hier zou komen. Van de gedachte alleen al begin ik te sidderen. Ik wil geen oorlog! Ik wil naar buiten, wegrennen van dit alles, hopend dat dit maar een droom was. Het schuldgevoel dat ik niets kan doen voor de gewonden blijft aan me knagen. Zonder na te denken over de gevolgen ren ik de eetzaal uit. Ik hoor geroep achter me en woeste voetstappen die me volgen. Ik sprint naar mijn klas waar ik oog in oog kom te staan met meneer Van den Berghe. "Moest jij niet..," zegt hij streng. "Meneer, kan ik hier niet met iets helpen? We kunnen daar niks doen," onderbreek ik hem geërgerd omdat ik zijn commentaar verwacht had. Ik sta te trillen van de zenuwen. Ze mogen me niet vinden, laat me erin! Hij zucht diep. "Als ik hier geen problemen mee krijg." Ik trek een dankbare glimlach. Ik vlucht de klas binnen. Als de deur dicht valt zucht ik. Ze zullen me dus kwijt zijn want de klank van voetstappen is verdwenen. "Leven ze nog," probeer ik te zeggen zonder brekende stem. Hij haalt zijn schouders op. Ik snak naar adem en krijg een brok in mijn keel. Het is vreselijk eng maar het moet. Stap voor stap ga ik naar een leerling toe. Ze is de populairste van de school. Ze ligt op haar zij. Ik haal diep adem. Bevend breng ik mijn vingers naar haar hals. Uit mijn ooghoeken zie ik hem nog altijd in de deuropening huiveren. Mijn vingers komen op haar afgekoelde huid. Ik druk er zachtjes op. Ik hoor niets! Ik voel nog beter. Van schrik spring ik naar achter. Ze is dood! Ook al heb ik haar bijna niet gekend, het blijft angstaanjagend. Ik herpak me terug en ga naar de volgende. Als ik iedereen heb afgegaan blijkt er niemand in leven. Eigenlijk had ik dat wel verwacht, want anders zou je toch al een teken van leven gezien hebben? "Ze zijn ... niet in leven," meld ik stotterend. Ik zie zijn angstige blik die hij probeert te verschuilen onder een ernstige blik. "Ik ga langs de andere klassen voor verdere informatie. Blijf jij hier," vraagt hij. Ik knik en zak door mijn benen. Hij gaat weg en ik staar voor mij uit. Ik kruip naar een vroegere vriendin. Ze ligt aan de muur tegen een omgevallen bank. Ze heeft een grote wonde op haar been, die samen met haar broek rood ziet van het bloed. Ik haal de brokstenen en scherven van haar af. Ik leg haar benen en armen recht, die naar alle kanten lagen. De tranen springen in mijn ogen omdat ik het nu pas besef. Ze was mijn beste vriendin. Ik vertrouwde haar volledig. Ik veeg haar blonde bles uit haar ogen. De tranen lopen over mijn wangen. Ik laat me zakken tot ik met mijn hoofd op haar buik lig. Mijn schouders schokken van het snikken. Ik trek me terug recht en leun naar achter tegen de muur. Ik veeg mijn tranen weg. Op haar T-shirt is nu een natte plek zichtbaar. Ik verwerk alles wat er vandaag gebeurd is tot hij weer binnenkomt. Hij merkt mijn rode ogen en toont een blik van medelijden. "Kan ik nog helpen," vraag ik in de hoop dat hij er niet verder op in gaat op het feit dat ik gehuild had. "Ja, er zijn nog wat gewonden." Ik volg hem de deur uit. Ik zie een gewonde steunend op twee andere onze kant op komen. Ik zie dat ze een jongen dragen. Lucas! Zijn been hangt onder het bloed. Hij is niet in staat om te lopen. Hij heeft een diepe wonde waar het bloed blijft uit stromen. "Stop! Leg hem neer! Sevens bloedt hij dood," roep ik hysterisch. Ik ren op hem af. Ze laten hem zakken tot hij op zijn rug ligt. Ik trek mijn trui uit en bind hem strak rond zijn wonde. Lucas kreunt bij elke ruk. "Haal iets om te verbinden mijn trui is niet geschikt," beveel ik tegen de leerkrachten die rond ons zijn komen staan. Een paar hollen weg. Lucas trekt wit weg van de pijn. Ik stel hem gerust. Ik was vroeger verliefd hem en nu eigenlijk nog steeds. Maar elke keer bij hem leek ik niet in staat iets te zeggen. Nu is dat precies verdwenen. Ze komen aan met één of andere windel. Ik vervang hem. Mijn trui is helemaal doorweekt. De windel moet het tijdelijk houden. Het vreselijke suizende geluid komt terug. Ik krimp ineen. Weer een bom! "Bom," waarschuw ik schreeuwend. Ik kruip afwachtend tegen hem aan. Ik bereid me voor door mijn ogen dicht te knijpen. En jawel hoor! Daar komt hij!

EmotionlessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu