Ik klem mijn hand rond mijn leren jasje, die ik van de kapstok heb gehaald. Het zachte materiaal geeft een onbeschrijfelijke geur weer. Vage beelden waarschuwen me. Het zijn haperende fragmenten. Een pistool springt er woest doorheen. Daarna een vloeiende bloedvlek. Vervolgens zie ik mij krijsen. Ik draag dit leren jasje. Van schrik gooi ik het weg. Verbaasde blikken gapen me aan. Het is een kenmerk van Lucas zijn wrede ondergang. Ik bekijk me nog eens goed in de spiegel. Ik draag dezelfde kleren als in de nachtmerrie. Plots word ik bang. Zou deze dag veranderen als ik bewust enkele factoren aanpas? Rillend vertrek ik richting mijn kamer. Ik kleed me vliegensvlug om. Het zijn niet de eleganste kledingstukken die er bestaan maar ik voel me er comfortabel in. Onzeker sjok ik de eeuwig duurende sporten af. Beneden aangekomen vlucht ik de deur uit. Ik wil het risico niet nemen. Ik moet en zal alles veranderen. Als dat ooit gebeurt vergeef ik het me zelf nooit. Met een akelige stilte vertrekken we. De sfeer is dood. Alle mensen hebben grauwe kleren aan. Enkel de kleuren van de vlaggetjes geven licht in deze verdorde duisternis. We sloffen regelrecht naar het plein. Beelden komen boven. Ik probeer een gesprek aan te praten. "Gaat het met jullie," vraag ik aan mijn moeder en Lucas, niet meteen uit intresse. Een schorre bevestiging geeft me antwoord. Maar dat gaat niet werken. Hun stemming was verbrod. Bibberend wurm ik me tussen de groep door. In de verte herken ik wat bekende gezichten van school. "Wat er ook gebeurt. Kijk niet naar mij om. Naar niemand, zorg dat je veilig bent," dicteer ik hem. Zijn voorhoofd staat gefronsd. Als hij wil antwoorden begint de toespraak. Gespannen richt ik mijn aandacht daarop. Tot mijn grote opluchting is het echt onze minister en niet de leidinggevende van Smart. Maar jammer genoeg was het te vroeg gejuigd. Ik luister al niet meer als ik hem zie verschijnen. Ik vertrouw dit zaakje niet. Ik kijk rond me naar de gebouwen. "Was dit de droom," vraagt Lucas bezorgd. Ik knik met een half luisterend oor. Op het dak bemerk ik bewegingen. Ik knijp mijn ogen samen in spleetjes. Het is een sluipschutter! Snel kijk verder. Meerdere soldaten zitten verschuild in de ruïnes. Dit kan niet waar zijn. De loop wordt op het publiek gericht. Zonder ook maar enkele twijfeling schreeuw ik. "Zoek dekking." Naar voor gebukte ruggen vormen een lijn. Het eerste schot wordt gelost. Geschreeuw vult de warme, opeengeperste lucht. Niemand werd geraakt. Het was voor paniek te zaaien. Iedereen strompelt richting het podium. Eerlijk gezegd lopen ze maar door de opeenstapeling kun je het niet zo noemen. Ik ben hen kwijt. Gefrsustreerd laat ik me meevoeren. De eerste gewonde valt bij de tiende geweerschot. Waar ik blijkbaar opgelet heb. Ik schrik en versteen. Schouders botsen tegen me alsof ik een pilaar ben. Ik ga tegen de stroom in, mijn intuïtie achterna. De mensen minderen naargelang de staart nadert. Ze stormen naar de bewakers van Frankrijk. Plots grijpt iemand mijn bovenarm. Vervolgens wordt mijn tweede arm gepakt. Ik probeer hem van me af te schudden. Met een snelle blik werp ik mijn hoofd naar achter. Door het zien van een soldaat stribbel ik nog harder tegen. Een viertal struis gebouwde mannen duikt voor mijn neus op. Ook zij grijpen me. Als een gek begin ik te gillen. Mijn stembanden schuren door mijn keel. Met mijn armen slaag ik rond me heen. Maar hun greep is te sterk. Bovendien hebben ze zelfs mijn benen vast zodat ik in de lucht hang. Een machteloos gevoel overlaadt me volledig. Ik stop met strijden omdat ik mezelf alleen maar pijn doe. De vingers rond mijn polsen branden als metaal. Ze zouden zelfs nog sporen achterlaten. Alleen enkele blikken op mij zijn mijn hulp. Ik weet dat ze hun eigen leven moeten redden en dat ze me toch niet zouden kunnen helpen. Maar toch? Ik geef nog één keer een flinke ruk. Ze reageren woedend. Waarom moeten ze mij hebben met zovelen? Frustraties doen me mijn verzet tegen houden. Ik laat me dragen als een levenloos lijk met de gedachten dat dit mijn eind kan betekenen. In de hoop dat ik ze vind zoek ik naar mijn mama en Lucas. Geen spoor is er te bekennen. Tranen springen in mijn ogen. Waar zijn ze? Ondertussen zijn we het plein al voorbij. Ik krijs nog een keer. Nu vinden ze mijn gedrag echt genoeg. Ze drukken me tegen de grond met een houdgreep. Ik denk er niet aan om me te verzetten. Met een doek snoeren ze me de mond. Het neemt een deel weg van mijn adem omdat het ook over mijn neus zit. Ik voel me stikken. Mijn longen krijgen het zwaar te verduren. Als het licht bijna uitgaat begint hun leider te roepen. "We moesten haar levend afgeven niet dood! Ze stikt onozelaars!" Een ruwe hand schuift het van mijn neusgaten. Ik neem een flinke teug lucht in me op. We gaan in de richting van een zwart klein busje. Het is niet zo een grote bestelbus maar mij krijgen ze er zeker in. Rillingen lopen door mijn lijf. De deuren aan de achterkant worden geopend. Iemand verliest zijn grip op mijn rechtervoet. Ik schop rond in het wilde westen. Ook de andere lossen hun greep. Mijn poging mislukt als ze me naar binnen gooien. Mijn knieën kraken als ze de grond raken. Twee soldaten komen binnen. Hun gezichten stralen vuur uit. Ze hanboeien me en binden een touw rond mijn benen. Ik nestel me angstig in de hoek. Elke beweging lijkt mijn huid open te snijden. Daarom beweeg ik dus niet meer. De deur wordt dicht gegooid en ik blijf alleen achter in het donker. Ik hoor de motor beginnen met brommen. De trillingen voel ik in mijn tanden. Het vertrekt op een abnormale snelheid. Ik vlieg naar achter en mijn hoofd raakt de metalen muur. Een pijnscheut verspreidt zich door mijn hoofd. Ik voel de bult groeien. De auto hobbelt over de kasseien. Elke bult voelt als een schok. Ik vind iets vreselijk vreemd. Er zijn meerdere mensen gevangen genomen. Maar waarom ben ik dan alleen? En waarom zeiden ze dat ze mij levend moesten afgeven? Vragen spoken door mijn hoofd. Jammer genoeg zonder antwoorden. Maar waarschijnlijk zal ik die krijgen als het te laat is.
JE LEEST
Emotionless
ActionDe derde wereldoorlog is begonnen. Omdat West-Europa zich niet wil aansluiten bij het bondgenootschap Smart. De vijand heeft sterkere wapens en hoger technologie. Als West-Europa dreigt te verliezen komt professor Devos met een briljante oplossing...