9 verkiezing

42 4 6
                                    

De luchtdruk neemt terug toe. Suizend komt het projectiel opduiken. Ik ren even hard als een paard dat op hol slaat. Alle straten steek ik over zonder te kijken. Maar er zijn ook geen rijdende auto's dus dat komt goed uit. Ik ben net binnen als hij naar beneden stort. Een paniekschreeuw galmt door de gangen. Vaag hoor ik mijn naam. Maar waar komt dat geluid vandaan? De klank van mijn voetstappen weerkaatst tegen de muren. Na een hele zoektocht lijken mijn moeder en Lucas spoorloos verdwenen. Maar dan tref ik hen aan in de verborgen kamer onder het straatniveau. Daar hebben ze zich geïnstalleerd. Het is een kelder met een luik bovenaan. Het heeft iets weg van een schuilkelder die ze gebruiken tegen tornado's. "Gaan we hier wonen?" vraag ik met gefronste wenkbrauwen. "Dat lijkt me veilger," zegt ze zakelijk. "Hebben jullie honger," vraag ik met een opgewekte stem terwijl ik de broodzak in de lucht houd. "Ik ben naar de bakker geweest. Zin in pistolets?" Ze knikken. Hun gezichten staan bleek en hongerig. "Als we dan toch hier gaan wonen ga ik gelijk wat beleg halen." Ik huppel naar boven en ga op weg naar de keuken. Ik gris alles wat eetbaar is uit de kasten en de koelkast. Dat steek ik in een boodschappenbak. Wacht! Hoe houden we alles vers? Ik ga op zoek naar een koelbox. Dit moet het toch even goed houden. De hoop spullen breng ik naar beneden. Ik bezweik onder het gewicht. Maar geraak veilig en wel op de begaande grond. Er stond al een oud krakend tafeltje met de grootte van een vierkante meter. Dat is nu gedekt met drie borden, drie glazen en bestek. Gezellig is het niet. Het koude licht verpest de huiselijke sfeer. Ik leg wat beleg op tafel en het laatste brood dat we hadden op een bord. Het eten is niet aantrekkelijk maar we moeten het er mee doen. Met weinig goesting werk ik het naar binnen. Met het eten op zich is niets mis alleen door de kleurloosheid van de ruimte wordt alles verziekt. Ons dagelijks praatje bij de lunch is stil gevallen. Het blijft bij kritiek omdat ik wegsloop. De oorlog is begonnen. Het verandert alles en iedereen. Niet op de goede manier, integendeel. Ik wil weg rennen. Vluchten alsof gisteren nooit heeft bestaan. Die dag uit de geschiedenis wissen en terug gaan naar de wiskundeles waarna de speeltijd zou volgen. Maar iemand in de steek laten zie ik ook niet zitten. Ik zou het niet over mijn hart krijgen. Uit pure wanhoop, omdat ik niets kan doen, zak ik in de muffige zetel met het geschenk. Het mooiste geschenk dat je je kunt voorstellen. Iets met waarde. Iets wat voor een onbekende een prul uit de vuilnisbak lijkt. Maar voor de ander zijn leven betekent. Weer glijden mijn ogen over de letters. Elke keer leef ik mee. Ik word Louise voor een tijdje.

21 augustus 1939

Al heel de week kijk ik uit naar de avond. Elke dag weer verlang ik naar dat moment. Met mijn gedachten daarbij verricht ik mijn herhalende oersaaie klusjes. Net zoals ik vandaag deed. Maar er naar smachten was een grote fout. Ik stond er al een tijd te wachten. Dat was ik van hem niet gewoon. Hij kwam altijd op tijd. Langzaam aan werden we goede vrienden. Bijna onafscheidelijk zou je het kunnen noemen. Kan dat op een week? Het voelt alleszins wel zo. Maar hij kwam dan toch eindelijk opdagen. Met een lijkbleek gezicht. Hij had precies een spook gezien. Zijn benen gingen inzakken. Maar hij stormde door, naar mij. Hij ging voor me staan met geschrokken ogen. Ik begon vragen op hem af te vuren. Maar hij legde me het zwijgen op. "We moeten weg, nu!" riep Emiel. Ik vroeg waarom. "Omdat er ongetwijfeld een oorlog gaat beginnen en nog niet zo een kleine ook. Daar ben ik zeker van." Die woorden galmen nog steeds door mijn hoofd. Hij begon uit te leggen vanwaar hij dat idee had gehaald. Hij moest razendsnel telegrammen rondbrengen, naar meerdere steden. Dat deed hij al de hele dag. Toen hij het bij onze burgemeester had gebracht ving hij iets op. Achter de deur stond hij te luistervinken. Duitsland was vreselijk bezig. En dat gaat op erge dingen uitwijzen. Wat hij had gehoord is angstaanjagend. Spijtig genoeg kunnen we niks doen. Ons zal niemand geloven. Waarschijnlijk zullen we af moeten wachten tot het te laat is. De angst brandt vanbinnen in me. Is het goed of slecht dat mijn ouders al is een oorlog hebben meegemaakt? Voor hen is het natuurlijk verschrikkelijk maar aan de andere kant hebben ze dan wel al ervaring op gedaan. Ik hoop dat mijn vader niet wordt opgeroepen voor het leger. Ik wil hem niet kwijt! Ik wil niemand verliezen. Nooit niet.

Nu slaagt ook mijn angst toe. Mijn hart bonkt in mijn keel en ik krijg het heet. Dit staat ons ook te wachten. En het zal erger zijn. Meer technologie staat gelijk aan meer gevaar. Ik haal diep adem terwijl ik rechtop ga zitten. Ik heb een aanknoopingspunt nodig voor een gesprek. Want de stilte laat het verhaal alleen nog maar akeliger voelen. "Gaat het," vraag ik aan Lucas. Hij kucht en probeert terug geluid, dat door het zwijgen terug moet worden herpakt, uit zijn keel te krijgen. "Ja, het doet nog een beetje zeer." "Vind je het erg dat ... we jou naar hier hebben gebracht?" Hij schudt zijn hoofd. "Anders was ik er niet meer," antwoordt hij niet overtuigend. Ik slaag mijn ogen neer en voel dat dit op niets trekt. Dit houden we misschien een minuut vol en dan gaat hij ten onder. En ja hoor, het wegsterven gaat van start. "Ben jij Jessica Leroy," doorbreekt hij de kalmte. De vraag dringt door mij door. Hoe weet hij dat? "Ja, waarom?" "Jij deed mee met de verkiezeingen voor de leerlingenraad," stelt hij vast. Een gevoel van ergernis gaat door me heen. Nee, waarom doet hij dat. Het brengt slechte herinneringen naar boven. De verkiezing was een grote show in het begin van het jaar. he hoofd en twee andere vertegenwoordigers gingen gekozen worden. Ik had de pech dat ik met Chloe in de klas zat. Zij was ontzettend populair en het lief van Lucas. Toen ik meedeed kreeg ik welgeteld zes stemmen van de zestig. Die stemmen werden constant op mijn kop genageld. Niet zo leuk om terug thuis te brengen. Ik krijg een steek in mijn buik. "Ga je me belachelijk maken," zeg ik geërgerd. Hij fronst zijn wenkbrauwen. "Waarom zou ik? Ik stemde op jou," vliegt uit zijn mond. Er gaat een rilling over mijn ruggengraat. Mijn ongelovige blik zet hem aan tot praten. "Je ideeën waren goed." "Iedereen kraakte me af. Ze vonden het niks," werp ik hem toe. "Jouw ideeën waren realistisch. Je had iets kunnen betekenen." Het lijkt nu meer op een ruzie. Mijn voet tikt nerveus op de grond. Ik vind geen juiste woorden om naar buiten te brengen. "Het gaat ... populariteit! Iedereen gaat af op de populariteit niet op de kwaliteit. De bevolking gaat toch ook naar een bekende supermarkt in plaats van een klein kruidenierswinkeltje," zeg ik met prikkende tranen in mijn ogen. "Ik niet, jouw idee om een kaas en wijnavond te organiseren om geld in te zamelen voor op schoolreis was formidabel. Maar Chloe vond dat te veel werk. Gevolg, zij was uitgekozen." Wardeert hij het echt? Dat laatste doet me de situatie inzien. Ik antwoord niet en geef hem een dankbare glimlach.

EmotionlessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu