5 De brief

68 6 4
                                    

Ik sterf letterlijk van verveling. De tikkende klok irriteert me volkomen. De tijd lijkt niet voorbij te gaan ookal gaat de secondenwijzer al maar rond en rond. Lucas heeft me bevolen bij hem te blijven waar ik heb mee ingestemd. Maar dat lijkt nu niet meer zo een goed idee. Er valt niets nuttig te doen. Ik laat me achteruitzakken in mijn stoel. Omdat het donker nadert zijn de aanslagen stilaan geminderd. In onze wijk zijn ze zelfs al opgehouden. We zitten wat op een hoopje bij elkaar. Een aantal laarlingen zijn nog niet opgehaald. Daar horen wij dus bij. Opzich ben ik daar ook wel blij om. Ik heb totaal geen zin in kritiek tegen de risico's die ik heb genomen. Niet dat ik die ga vertellen. Maar het valt ongetwijfeld uit iemand zijn mond. Iedereen heeft wel een bezorgde moeder. Maar die van mij is abnormaal overbezorgd. Ze is een dokter.Elke schram of blauwe plek komt aanbod. Dan telkens weer dezelfde preek aanhoren. Daar word ik echt gek van. Wees voorzichtig, doe geen gevaarlijke dingen of let op. Maar je kunt struikelen toch niet gevaarlijk noemen. Toch? Aan de ene kant kan ik het wel begrijpen. Mijn vader is weggegaan en daar geraakt ze maar niet over heen. Komaan, dat is al twee jaar geleden! Zo lang duurt dat toch ook niet. Enfin daarom wil ik dat nu liever niet. Lucas schiet plots wakker. Zijn ogen staan wijd open waardoor het wit de oppervlakte schrijnend inneemt en zijn borstkas gaat 10 keer sneller op en neer dan voordien. Hij ziet lijkbleek, ademt diep in en perst vervolgens de lucht uit zijn longen. Hij richt zijn blik anstig naar mij, proberend om erover heen te raken. Ik smelt in zijn vriendelijke kastanjebruine ogen. Hij ziet er stoer en dapper uit maar tegelijkertijd ook zo kwetsbaar als kristal. Hij glimlacht redelijk fake. "Wat was er?" "Een nachtmerrie, niets bijzonder," zucht hij."Erover praten helpt, dan droom je er niet opnieuw over." Hij aarzelt maar begint dan toch. "Dus mijn familie was aan het dineren in mijn huis. Ik stond ... nog buiten. Toen viel er ... een bom op ons huis. Heel de boel ontplofte en ...," legt hij stoterend uit. Hij lijkt iets te verzwijgen. Maar ik merk dat hij het moeilijk heeft dus ik besluit er niet verder op in te gaan. "Kan ik even gaan wandelen. Ik geraak niet in slaap. Ik beloof dat het niet lang zal duren." Hij knikt droevig. Ik spring van mijn ene been op mijn andere met een grijns van oor tot oor. Ik huppel op straat. Elke zuurstofatoom die mijn lichaam binnenkomt voelt als verlichting. Ik sluit mijn ogen en geniet van de koude windvlagen die mijn gezicht aaien. Ik laat mijn voeten leiden maar mijn verstand laat ik even achterwegen. Ik ben ontspannen wat ik voordien nog niet was. Ik krijg de zenuwen van elke milimeter dichter bij Lucas. Het zijn elektrische schokken bij elke aanraking. Ik kijk op en bestudeer de plaats waar mijn voeten me naartoe hebben gebracht. Een rilling loopt over mijn rug als ik merk dat ik pal voor het huis van het oude koppel sta. Alle herinneringen worden terug voor ogen gebracht. Wat op zich niet lang duurt want ik was daar nog geen minuut binnen. Ik huiver bij de gedachten dat ik niet op mijn aandringende instinct zou zijn afgegaan. Het echtpaar is naar een veilig rusthuis verplaatst. Wat me een geruststellend gevoel geeft. Er ligt een hoop van bakstenen die voorwerpen begraven. De bakstenen knetteren onder mijn voeten. Ik baan me er een weg tussen. Ik dool wat rond zonder doel. Er ligt een door twee gebroken bed wat verloren tussen de hoop. De matras bevindt zich een eindje verder op. Het is niet speciaal maar het trekt me op één of andere manier aan. Trillend van de koude, die nu pas tot me doordringt, onderzoek ik het. Bevend raak ik het aan. Een envelop komt los. Het wordt door de wind gedragen als een vogel met gespreide vleugels. Het komt op een stoffige hoeveelheid fijngemalen deeltjes hout terecht. Vlak naast de kast met bezittingen waar aan de vrouw zo gehecht was. De envelop is oud en heeft sporen van kaarsvet omdat het waarschijnlijk ooit bezegeld was. Een deel van de bezegeling is nog zichtbaar. Ik ben met stomheid geslagen. Ik tast naar de gekregen ketting in mijn broekzak. Ik zak door mijn knieën en leun tegen wat brokstukken die mijn onderrug ondersteunen. De vorm van het hangertje past precies in de bezegeling. Ik weet dat wat ik nu ga doen alles behalve beleefd is. Maar ik ben te nieuwsgierig. Voor de zekerheid gluur ik rond me. Met klamme handen open ik voorzichtig de envelop. Er zit een brief in. De randen zijn expres verbrand zodat er een lichtbruine zwarte kader met lichte inhammingen wordt gevormd. De tekst is handgeschreven met zo te zien een veer. De glinsterende blauwe letters hebben sierlijke krullingen. Ik kan het niet laten en begin met lezen.

Liefste Louise,

je bent de zon die mijn hart verlicht. Een zon die nooit zal ophouden met schijnen. Je huid is zo zacht als zijde en je haar glanst als goud. Zonder jou kan ik niet leven. Elke seconde zie ik jouw pracht in mijn gedachten. De glimlach die me verblind is onophoudelijk. De paters krijgen mijn aandacht er maar niet bij. Want ik wil niet dat dat ooit gebeurt. Jij bent het beste dat me ooit is overkomen. Dat mag niemand mij afpakken. Ik kan niet helder meer denken, niet slapen en niet eten. Maar voor mij hoeft dat ook nooit meer. Als ik maar bij jou ben. Dan is mijn leven compleet.


Liefs Emiel xxx


Het is prachtig! Mijn ogen staan vol water. Zoiets heb ik nog nooit gezien. De manier waarop hij het schrijft is ontroerend. Iedereen zou zo een brief willen krijgen. Zo te zien is de brief nog van in de middelbare school. Want Emiel heeft het over paters. Ale ja, het is toch een gok. Zou die ketting ooit door Emiel aan Louise zijn gegeven. Het idee dat ze hem nog had en aan mij gegeven heeft is onbeschrijfelijk. Een warm gevoel komt naar boven. Ik doe de ketting om mijn hals om hem niet te verliezen. Ik graaf naar de kast. Misschien ligt daar nog iets waardevols. Ik zou niet willen dat dat verloren zou gaan. En in eerste instantie om het terug te geven. De kast is verpulverd. Maar ik blijf zoeken. De stukken waaronder ik graaf richten krasen op mijn handen aan. Ik vind wat scherven van beschilderde borden terug. Eén bord dat is versierd met krullen en vogels is nog helemaal intact. Dat besluit is ook mee te nemen. Het begint zacht te druppelen. Ik steek de brief onder mijn trui, die ik van een onbekende vrouw gekregen heb, om hem te beschermen. Mijn handen zitten onder het vuil. Het kruipt zelfs tot onder mijn nagels. Ik vind een doosje in de vorm van een ei. Het staat op gouden pootjes. Het blauwe gladde ei bevat een lok haar. Ik vermoed van haar dochter of zoon. Mijn moeder heeft, toen mijn haar werd geknipt op 5 jarige leeftijd, ook zo een lok bewaard. Het klinkt raar maar ze zei dat ze me zo nooit zou verliezen. Het regent nu bijna pijpenstelen. Ik ben drijfnat. De druppels glijden over mijn gezicht. Sommige springen van mijn wimpers als skilatten die van een springschans roetsjen. De boel waarop ik gehurkt zit wordt langzaam paperig als een soort modder. Het voelt nu niet meteen prettig aan maar het kan ermee door. Uit mijn ooghoeken zie ik iets glinsteren. Ik ga naar de plek waar ooit de trap naar de verdiepingen boven leidde. De planken zijn op elkaar gestapeld. Ik til een paar planken op en vind een dagboek. Het zilveren plaatje dat op de lederen voorkant bevestigd zat trok mijn aandacht. Het dagboek is van Louise. Het is te groot voor in mijn trui dus trek ik hem uit. De tintelingen van zachte waterdruppels is aangenaam. Mijn armen zijn bestrijkt met dauw dat glinstert door het maanlicht. Ik steek alles in mijn trui en knoop het vervolgens vast zodat het een zak wordt. Ik ga verder met wat ik bezig was. De helikopters zijn dan misschien weg maar ik voel nog altijd ogen branden in mijn rug. Het gevoel dat ze me bespieden verdwijnt niet. Maar ja, daar is het nu toch al te laat voor. Dat heb ik daarstraks al verpest. Mijn lichaam is moe maar mijn geest is nog volop in werking. Na een tijdje vind ik nog een mooi boek, een merkwaardig doosje dat op slot zit waar ik de sleutel niet van heb en een grote koffer. In de grote lederen koffer zit een servies, nog foto's en wat kleine spulletjes. Ik bestudeer het koffertje en kom tot de conclusie dat die kan worden geopend met het hartje. Maar dat wil ik dicht houden tot ik het bij hen breng. Deels omdat het pijnlijke druppels even hard als hagel regent en deels omdat ik hun privacy respecteer. Ik vind dit genoeg voor vandaag. Ik zal morgen nog wel eens terug komen. Maar de belangerijkste dingen zijn toch al mee. Ik hoor knisperende voetstappen mijn kant op komen. Mijn hartslag versnelt automatisch alhoewel ik niet weet waarom. Ik heb nog niet eens gekeken. Ik bespied de persoon uit mijn ooghoeken. Bij het zien van haar zucht ik geërgerd.


Hoe is het tot nu toe? Het is wat langer omdat ik een tijdje niets heb kunnen plaatsen. Verbeteringen zijn altijd welkom!

EmotionlessWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu