woensdag middag
We hebben de hele ochtend met Rachel gebeld. Het blijft raar, om met mij idool aan de telefoon te hangen.
'Ik heb er echt alle vertrouwen in dat ik met de hulp van jullie twee deze zaak kunnen winnen.' Zeg Rachel wanneer we op het punt staan om op te hangen. Ik glunder met een lach van oor tot oor.
Connor hangt op en hij kijkt me even aan. Daarna lacht hij een scheef lachje en kijkt weer naar de papieren voor hem.
'Wat?' Ik ben in opperbeste stemming, geen Connor die daar verandering in gaat brengen.
'Je bent schattig als je blij bent.' Hij kijkt me nogmaals even aan.
Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen of voelen of doen. 'Zeg alsjeblieft nooit meer dat je me schattig vind,' zeg ik, ik moet voorkomen dat ik als een blok voor de zoon van van Son val.
'Om het goed te maken,' begint Connor, terwijl hij een pen achter zijn oor stopt - o, shit, dat is echt heel sexy. Nee, stop, hart, niet zulke rare dingen voelen. 'Om het goed te maken neem ik je mee uit lunchen.' Hij tikt onder de tafel met zijn knie tegen de mijne, precies zoals ik gisteren avond bij hem deed.
Ik krijg het warm. 'O, nee. Echt niet. Ik kan prima voor mijn eigen lunch zorgen.' Ik hoor de panische ondertoon in mijn stem en probeer te kalmeren. 'Dat hoeft echt niet, Connor, het is is al goed.'
Ik haat het als een jongen me van mijn stuk brengt.
Ik sta op en loop naar het raam. We staan op de twaalfde verdieping en deze hele wand is van glas. Het uitzicht over de stad is beslist adembenemend.
'Mooi,' zegt Connor. Ik knik, totdat ik besef dat hij niet naar het uitzicht, maar naar mij kijkt. Met een rood hoofd draai ik me weer naar het raam toe.
Plotseling pakt Connor mijn hand. 'Kom, ik wil je iets laten zien.' Hij trekt me mee de vergaderruimte uit. Langs de cafetaria en alle bureaus van onze collega's. Gelukkig is het lunchtijd, dus is de afdeling nagenoeg leeg en kan niemand straks grapjes maken over het liefje van de zoon van van Son.
Hij neemt de lift naar de veertiende - de hoogste verdieping van ons gebouw - en maakt daarna de deur naar het dak open. Het trekt me achter zich aan de trap op en duwt daarna met zijn schouder de deur open.
Hij schuift er met zijn voet een baksteen tussen en trekt me daarna mee naar de rand.
God, het is echt heel hoog. Een beetje angstvallig laat ik zijn hand los en blijf staan. Dichter bij de rand wil ik eigenlijk niet komen, maar ik heb net wat teveel trots omdat toe te geven aan Connor.
Hij laat me daar achter en loopt zelf naar de rand van het gebouw.
Connor staat daar maar, als een standbeeld in de wind. Zijn haar, dat normaal zo goed zit, wappert een beetje. Het is niet heel lang, maar net lang genoeg om mee te deinen op de harde wind die hier boven staat.
Hij draait zich om, hij lacht breed. 'Kom je nog?' Zijn ogen glinsteren van plezier.
Ik zet een stapje in zijn richting.
'Oh, kom op. Als je valt vang ik je heus wel op.' In zijn ogen is een ondeugende twinkeling te zien.
Nee, dit mag niet. Ik mag niet nog harder vallen voor deze versie van hem. Ik zet een stap terug.
Connor kijkt me even aan en draait zich daarna weer om. 'Kom je nou nog kijken naar wat ik je wil laten zien, of wat?' Daarna kijkt hij weer over zijn schouder. 'Ben je bang ofzo?'
En dan stap ik naar voren. Niet omdat ik hem iets wil bewijzen hoor, echt niet... Nou ja, misschien een klein beetje.
Een stap achter hem blijf ik staan. Ik kan de hele stad zien, het is inderdaad erg mooi. Maar ook bijzonder eng.
'Je hebt hoogtevrees.' Het is geen vraag, het is een constatering.
Ik kijk hem niet aan wanneer hij om kijkt. 'Nee, het is gewoon dat ik zulke dingen liever op een foto zie.'
Hij grinnikt. 'Je hebt hoogtevrees.'
Ik zeg niks.
'Ik kwam hier graag als kind.' Zegt hij. 'Ik was acht toen mijn vader dit gebouw kocht. Ze hadden net hun eerste miljoenen deal binnen gesleept en ze vonden dat daar een beter gebouw bij hoorde.' Hij kijkt weer naar me om, doet een stapje naar achteren en komt langs me staan. 'Wist je dat van Son en Brandsma eerst alleen de bovenste twee verdiepingen huurde.'
Ik schud mijn hoofd, dat wist ik niet. Nu heeft de firma het hele gebouw.
'Vanaf toen had mijn vader geen tijd meer voor mij en mijn moeder.' Hij zegt het terloops, maar ik voel hoe zijn ogen mijn gezicht scannen op zoek naar enig reactie. Ik blijf voor me uit kijken, ik wil het niet toegeven, maar ik luister graag naar zijn stem. 'Hij ging steeds harder werken, kreeg steeds meer cliënten en geld en werknemers. Tot hij de gewoonte ontwikkelde 's nachts op kantoor te blijven slapen ging het allemaal nog, maar na die tijd-' hij stopt even. 'Beloof je me dat je me niet zielig gaat vinden?'
Ik knik.
'Mijn moeder heeft zelfmoord gepleegd op mijn achttiende verjaardag.' Hij lacht schamper. 'Ze heeft gewacht tot ik alles wettelijk zelf zou kunnen regelen en geen hulp meer van m'n vader nodig had.'
Ik kijk naar hem. Naar zijn gezicht, de strakke lijnen en het eendagsstoppelbaardje. Volle lippen sieren zijn gezicht en het is oneerlijk hoe lang zijn wimpers zijn. Wacht, waar de fuck ben ik in godsnaam mee bezig?
Ik kijk weer voor me uit. 'Dat vind ik erg voor je.'
Ik voel dat hij naar me kijkt, zijn ogen branden in mijn huid. 'Ik dacht dat je had beloofd me niet zielig te vinden.' Hij klinkt plotseling een beetje boos
'Ik vind je niet zielig,' zeg ik, terwijl het warm word onder mijn voeten. Hij mag niet boos op me worden op een dak - een duwtje is genoeg om me voor altijd de mond te snoeren. 'Maar ik vind het wel erg voor je.' Mijn blik word getrokken door zijn lach.
Hij grijnst naar me. 'Ik plaag je alleen maar.' Zijn schouder stoot tegen de mijne. 'Dat doen vrienden toch, grapjes maken?'
'Zijn wij vrienden dan?' Had ik niet gezegd dat ik door hem met rust gelaten wilde worden? Dat was een regelrecht leugen, maar dan nog. Mijn hart en mijn hoofd werken de laatste dagen niet echt samen.
Connor buigt zich naar me toe en steekt een pluk haar achter mijn oor. 'Wil je vrienden zijn?'
Net als in het restaurant is zijn mond zo dichtbij dat ik zijn adem kan voelen op mijn gezicht. Ik knipper beduusd met mijn ogen. Beduusd maar enigszins uitnodigend.
Waar ben ik mee bezig? Waar ben ik in Godsnaam mee bezig?
Zijn mond komt steeds dichterbij en mijn hart slaat een slag over terwijl mijn hersenen op volle toeren draaien. Zijn mond raakt bijna de mijne en ik draai mijn hoofd weg op het moment dat zijn telefoon gaat.
Hij trekt zijn hoofd weg en vist zijn telefoon uit zijn zak en kijkt op het schermpje. 'Sorry, deze moet ik echt even nemen.'
Met die woorden loopt hij naar de deur van het dak en verdwijnt in het trappenhuis.
Wat er net dat ook gebeurde, mag nooit meer gebeuren als ik zeker wil zijn van een baan als partner bij het bedrijf van de vader van de jongen waar ik als een blok voor aan het vallen ben.
Nee, dit mag echt nooit meer gebeuren.
Heel veel liefs xxx
JE LEEST
Alles Wat We Lief Hebben ✔
Romance𝘏𝘪𝘫 𝘩𝘢𝘢𝘭𝘵 𝘩𝘦𝘵 𝘣𝘭𝘰𝘦𝘥 𝘰𝘯𝘥𝘦𝘳 𝘩𝘢𝘢𝘳 𝘯𝘢𝘨𝘦𝘭𝘴 𝘷𝘢𝘯𝘥𝘢𝘢𝘯. 𝘡𝘪𝘫 𝘥𝘰𝘦𝘵 𝘻𝘪𝘫𝘯 𝘣𝘭𝘰𝘦𝘥 𝘴𝘵𝘰𝘭𝘭𝘦𝘯. Merel Hogendijk is vastberaden topadvocate te worden bij Van Son en Brandsma Advocaten. Ze houd zich strikt aan...