22.

872 55 136
                                    

Hoi hoi, dit is het laatste hoofdstuk :))

———————————————————————-

Het was niet lang rijden vanaf Nialls huis naar dat van mij, een uurtje, hoogstens. Ik had hem niet één keer moeten vertellen waar hij naar toe moest, maar misschien had ik het ooit een keer laten vallen en had hij het onthouden. We reden over de brug die over het park heen was gebouwd en ik keek naar beneden, naar de plek van het misdrijf waarvan ik werd beschuldigd. Nu liepen er mensen die de hond aan het uitlaten waren en waren er mensen de eendjes in het meer aan het voeren. Ik drukte mijn wang tegen Nialls jas aan en voelde de wind langs mijn gezicht strijken. Nog geen vijf minuten later reden we door de stad waar ik woonde, en reden we mijn straat voorbij.

'We moesten afslaan.' zei ik tegen hem. Ik durfde nu niet meer te schreeuwen, niet nu we in zo'n vertrouwde plaats waren waar alles aan mij werd gehaat. Niet hier.

'Eerst de motor.'

Ik begreep niet precies wat hij bedoelde, maar toen kwam hij slippend over de straat tot stilstand. De band liet een zwart spoor van verbrand rubber achter op de straat. Als ik niet mijn armen zo stevig om zijn middel had geslagen, dan was ik er sowieso vanaf gevallen.

'Wat gaan we doen?' vroeg ik terwijl ik onhandig afstapte.

'We moeten de motor kwijtraken. Het nummerbord kunnen ze achterhalen.' Hij stapte ook af en liep naar de rand van de weg, die boven het water uitkwam. 'Help eens.'

'Niall, we kunnen niet —'

'Wat moeten we anders doen?' Hij tilde met moeite het voorwiel een klein stukje op, maar we moesten het nog zeker vijftig centimeter hoger tillen, dus gooide ik de rugzak van me af en hielp hem met tillen.

Nadat het voorwiel over de rand hing, was het simpeler, want zodra de motor ver genoeg gekanteld was, viel hij voorover en belandde hij met een luide plons in het water. We schoten snel weg van de rand voordat we allebei natgeregend zouden worden en renden terug naar de straat waar ik woonde.

'Wat is precies ons plan? Nu we de motor kwijt zijn.'

'Nou, die wordt sowieso gevonden, dus kunnen we hier niet lang blijven. Ze zullen ook jouw huis in de gaten gaan houden, dus zoeken we een laptop en nieuw vervoer en vertrekken dan weer.' Hij keek scherp om zich heen en ademde snel in en uit door zijn neus om niet te hoeven hijgen, in tegenstelling tot mij.

'Wat doen we als ze thuis is?'

'Overvallen, inbreken. We hebben die laptop nodig.' Hij keek me schattend aan. 'Vind je dat erg?'

'Nee.' Ik zuchtte. 'Dat zou ik wel moeten vinden.'

Hij gaf geen antwoord, want we waren bijna bij mijn huis aangekomen. Ik keek of haar auto er stond, maar ik had hem nog niet kunnen vinden. We liepen rustig langs, iets langzamer dan een normaal iemand zou doen, terwijl hij scherp naar binnen keek. We stopten niet maar liepen door tot het einde van de straat, waar we de hoek om gingen en het steegje insloegen.

'Ik zag haar auto niet.' zei ik snel. Het kwam er gejaagd uit.

'Er was niemand thuis, voor zover ik kon zien. Welke achtertuin is het?'

We liepen een eindje door tot ik bij de vertrouwde, met mos beslagen poort kwam. De resten van de oude klimop waren nog te zien. Ik probeerde hem open te doen, maar hij was op slot.

'Natuurlijk is hij op slot, Bells.' zei Niall, en hij beukte met zijn schouder tegen de poort aan. Het brak nadat hij het drie keer had geprobeerd, omdat het hout helemaal verrot was en het slot oud en roestig.

OntsnaptWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu