Hoofdstuk 22

54 6 4
                                    

Maurice hield zich aan zijn belofte; op de dansvloer gingen Gilberte en hij de nacht in. Gilbertes danspartner was elegant zoals hij haar begeleidde door de wals, en wanneer zij een pas verkeerd zette en dreigde te struikelen, vingen zijn sterke armen haar op. De lichtjes in de bomen die hen omringden, lieten een glans na in zijn ogen. 

"Ziet, daar is Chris Mertens," zei Gilberte tijdens het dansen, met haar blik op een meisje wat verderop, "met Achiel van bij ons in 't straat. Altijd als ne joengen één van m'n vriendinnen ten dans vraagt, springt Chris ervoor en doet ze alsof ze dacht dat 't tegen heur was."

Maurice grinnikte. "Allé, is da zo?" Gilberte voelde zijn warme adem tegen haar voorhoofd wanneer hij sprak.

"En da roske daar, da 's Yvette. We kennen mekander al van toen da we draa joar waren. Ocharm, z' is nog nie ten dans gevraagd."

"Die vent naast 'r, is da d'r vrijer dan nie?" vroeg Maurice.

"Niejet gij, da 's 'r broer Paul. Mor blijft daar mo van weg, hij kan nogal ambetant doen." Nadat Gilberte die woorden had gesproken, meende ze te merken hoe Maurice haar wat dichter tegen zich aan trok. Een genietende zucht ontsnapte haar. "Als ge vindt da 'k moet zwijgen, dan moet ge 't zeggen", zei ze grinnikend.

"Nee, helemaal nie", antwoordde hij vlug. "Ik luister graag naar u, da meen ik."

"Allé dan, ge ziet er 'n eerlijke joengen ut. De nonnen zegden vruuger oek da 'k te veel babbelde en 'k kreeg er altij straf voor. Hedde gij ooit in 't kolenkot moeten zitten?"

"Gelukkig nie."

"En hedde ooit slaag gekregen op 't school?"

Maurice schudde lachend het hoofd. Hij had een warme, innemende lach die Gilberte uitnodigde met hem mee te lachen.

"Zelfs geen strafregels moeten schrijven?" 

"Nie één keer", zei hij beslist. "'k Hem wel iejene keer, toen da 'k geen goesting had om m'n woordjes te schrijven, m'n potloodje in m'n neus gestoken - mor dan was 'k nog heel klein. Z' hemmen 't er moeten uithalen in de kliniek. Dan was de pater wel slechtgezind en 'k hem thoas 'n ferme straf gekregen."

Giechelend richtte Gilberte haar blik naar de grond, en ze kon zich ervan weerhouden opnieuw te beginnen spreken en liet een stilte de overhand nemen. Haar hand tintelde in de zijne, zijn hart bonkte tegen het hare, hun blikken kruisten en lieten elkander niet meer gaan. Zo zag Gilberte de zon, die hun schaduwen lang neerwierp, verdwijnen achter de boomtoppen, ze zag de donkerblauwe avondhemel verlicht worden door een honingkleurige maan en ze bleven walsen tot de walm van sigaretten en pijptabak om hen heen was meegevoerd met de bries, tot de laatste muzikant zijn laatste lied had gespeeld. Tussen de laatste dansende paartjes kon Gilberte geen bekenden meer vinden; haar vriendinnen Yvette en Chris waren reeds huiswaarts gekeerd, haar broer en zus waren ook vertrokken, zelfs de stemmen van Paul en zijn kameraden weerklonken niet meer over het plein vanuit het dorpscafé. 

"Ik heb m'n eigen goe geamuseerd dezen avond", zei Maurice toen hij zijn saxofoonkoffer in de hand en Gilberte haar accordeontas op de rug had genomen. Voldaan sloegen ze het plein gade.

"Ja, ik oewek." Gilberte glimlachte, bekeek vanuit haar ooghoek de klokkentoren en verkoos een berisping van haar ouders boven het vroegtijdig afbreken van het gesprek. 

"Woont ge veraf?" vroeg Maurice dan.

Ze schudde het hoofd en gebaarde naar de weg waarlangs de kerk gelegen was. "Niejet, in de Meulemanslaan, da 's nie ver gaan."

"Zal ik u efkes mee nor hoas wandelen, als 't toch nie ver is?"

Gilberte glimlachte gevleid. "Allé vooruit, omda ge 't zo lief vraagt."

Het Geslacht Vuil GatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu