Hoofdstuk 6

605 21 63
                                    

De dood was een onderwerp waar men zelden over sprak in de vorige eeuw, en al zeker niet tegen kinderen; dat zag Maria pas in toen alle dorpelingen, zijzelf incluis, een week na het overlijden van haar vader in de Tongelse kerk zaten - zij met haar kleine zusje Julia op haar schoot en met naast zich haar moeder en haar broer, die bleke gezichten hadden door het slaaptekort dat ze langzaamaan hadden opgebouwd en die rode vlekken rondom hun ogen betoonden door de tranen die rijkelijk waren gevloeid sinds de dood van Jozef Esselings. Op dat ogenblik besefte Maria pas dat ze nog nooit over de dood had nagedacht.

"Waar is va?" Julia klom van Maria's schoot en kwam op de houten stoel naast de hare zitten.

"Hij is in de hemel", antwoordde haar grote zus zo neutraal mogelijk. Maria keek naar het plafond en Julia volgde haar blik. "Daarboven."

"Is 'em door 't plafond gegaan?"

Maria zuchtte zacht. Een begrafenis was niks voor een tweejarige; Julia begreep niet wat de dood inhield. Maria vroeg zich af of zijzelf ook maar enig benul had van dit beangstigende fenomeen. "Meiske," fluisterde ze, "zo werkt da toch helemaal nie." Ze wierp een vlugge blik op het altaar, waarachter de pastoor zich klaarmaakte om de begrafenis te leiden. Vervolgens wendde ze zich weer tot haar zusje, die haar vragend aanstaarde. "Onze va komt nie meer terug, kinneke. Z'n lijf ligt in die kist, maar z'n ziel is in de hemel, bij God."

Het kleine meisje keek om, naar de houten kist die vooraan in de kerk stond. "Wa doet hij daar?" riep ze.

"Zwijgt", siste Maria. "Ge snapt 't toch nie."

Het meisje staarde haar oudere zus met grote ogen aan. Ze begon zachtjes te snikken.

"Julia, stopt alstublieft", probeerde Maria haar te kalmeren. Plots hoorde ze een aantal luide klanken uit het kerkorgel komen. De priester kwam achter de kist staan en maakte een kruisteken.

"Stil maar, kinneke. De dienst gaat direct beginnen, dus ge moet aa klep houwen. Nie blèten, snapt ge da?"

Julia deed precies het tegenovergestelde van wat Maria haar bevolen had. Haar kleine lichaampje begon onregelmatig te schokken, traantjes liepen over haar bolle wangen, ze zoog haar longen vol met lucht en liet een meelijwekkende schreeuw horen. Uit die gil volgde oorverdovend gehuil. Alle hoofden draaiden hun kant op, zelfs de priester keek om.

"Maria, laat 'r stoppen." Zulma keek haar oudste dochter woest aan.

"Wat moe 'k doen?" vroeg de vijftienjarige in paniek. "Laat 'r zelf stoppen, 't is aa kind, nie da van mij."

Zulma schoof heen en weer op haar stoel, met haar ogen beschaamd naar de grond gericht. "Doet iets, 'k moet direct lezen."

Maria knikte zuchtend en stond op - de poten van haar stoel krasten over de vloertegels en brachten een luid gebrom voort. Met haar wenende zusje aan de hand liep ze door het middenpad naar achter. Ze duwde de houten deur van de kerk open en beende gehaast het gebouw uit. Het was een koude lenteochtend en er hingen donkergrijze wolken boven het dorp. Een frisse bries liet de blaren aan de bomen rondom de kerk bewegen. Maria keek naar de lege dorpsstraten - want degenen die goed opgelet hebben en het verhaal dat ik vertel aandachtig volgden, weten dat alle dorpelingen in de kerk zaten - en liet de zware deur achter zich dichtvallen. Een aantal kraaien vlogen weg uit de bomen toen ze het geschrei van de kleine Julia hoorden.

Maria ging op haar hurken zitten en omhelsde haar zusje. "Zwijgt toch, Julia." Haar moeder had het kleine meisje nooit mogen meenemen naar de begrafenis; daar konden alleen maar problemen van komen.

"Waar is va?" vroeg ze terwijl ze haar tranen droogde met de palm van haar handje.

Maria schudde haar hoofd en staarde naar de grond terwijl ze zei: "Hij 's doewed, Julia." Nog voor Julia kon antwoorden, nam haar zus haar onder de oksels vast en droeg ze haar naar een bank op het pleintje voor de kerk, waar de twee plaatsnamen. Julia was zeer intelligent, meende haar zus - omdat Maria al haar hele leven in volzinnen tegen het kind sprak en ze Julia dingen vertelde die normaal gesproken enkel oudere kinderen snapten, was dit meisje heel snel begonnen met spreken en gebruikte ze moeilijkere woorden dan haar leeftijdsgenootjes -, dus Maria was van mening dat de waarheid vertellen geen kwaad kon.

Het Geslacht Vuil GatWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu