Hoofdstuk 6 - Nova

28 3 1
                                    

Langzaam maar zeker werd ik me bewust van de zachte lakens om mijn lichaam en het even zachte matras onder me. Ik kreunde zachtjes. Ik wou niet wakker worden, slaap was mijn veilige haven , de plek waar ik niet geconfronteerd zou worden me alle nare dingen in mijn leven. Maar zoals alles komt er uiteindelijk ook een eind aan slaap, ook al zou ik het liefste nog verder slapen. Ik moest moeite doen om mijn ogen open te krijgen en na een paar hopeloze pogingen lukte het eindelijk. Het eerste wat ik zag, nadat mijn ogen het beeld scherp gesteld hadden, was de zwarte muur recht tegenover me, een muur die niet bij mijn eigen kamer hoorde. Alle herinneringen van wat er gisteren allemaal gebeurd was drongen zich in mijn hoofd naar binnen. Het gevoel alsof iemand mijn hart in een stevige greep had spoelde over me en ik werd bijna misselijk.

Ik was veel liever wakker geworden in mijn eigen bed, waar ik me vertrouwd en veilig voelde. Dan was er niets aan de hand geweest en was mijn leven niet compleet overhoop gegooid. Mijn moeder zou me met een lieve lach wekken voor het ontbijt en dan zouden we met z'n vieren aan tafel zitten, lachend en gelukkig. Ik wist dat het een illusie zou zijn, slechts een beeld dat mijn onderbewustzijn vormde en waar geen sier van klopte. Ik was blij dat ik weg was bij die vreselijke mensen, maar ergens deed het ook pijn. Ze waren mijn ouders en dat waren ze nu nog steeds. Ze hadden me opgevoed en ik kende ze al mijn hele leven. Ook al was hun liefde voor mij al die jaren wel gespeeld, het was moeilijk ze voor lang te haten. Het liefst zou ik nu in de armen van mijn moeder rennen, zou ik wensen dat ik nog steeds ontwettend in dat huis woonde. Ook al was mijn hele leven een leugen die ik niet kon doorgronden, ik was tenminste gelukkig geweest.

Nu wist ik niet meer wat ik had, waarschijnlijk niets meer. Ik was beroofd van alles wat ik bezat en niet alleen mijn familie en mijn geluk. Ik was beroofd van mijn vrijheid, wat misschien nog wel erger was. Zonder vrijheid kon ik nergens heen, zat ik vast als een vogel in een kooit, opgesloten. En hoe kon ik nou ooit nog geluk vinden, een nieuw leven opbouwen, als ik die kooi niet kon verlaten. Misschien was dit huis wel vreselijk mooi en aangenaam luxe, het feit dat ik me hier opgesloten voelde veranderde niet.

Ik staarde naar de lichtstralen die de zon door het grote raam naast mijn bed naar binnen scheen. Ik besefte dat ik gisteren vergeten was de grote rode gordijnen dicht te doen voordat ik mijn bed in stapte. De zonnestralen zagen er verwelkomend uit en ik hunkerde naar de buitenwereld. Mijn hart begon twee keer zo snel te kloppen, toen er een geweldig idee in mijn hoofd opkwam.

Waarom ging ik niet gewoon naar buiten?

Ik hoefde alleen maar te zorgen dat ik Hayden niet tegen zou komen, zodat ik rustig naar buiten kon glippen. Is dat wel zo slim? Weet je nog wat Hayden zei? Je wilt toch niet aan zijn slechte kant komen, of wel? Mijn geweten had gelijk, ik wilde zeker niet aan zijn slechte kant komen. Maar aan de andere kant, als ik geen waarde voor hem had en ik echt zo nutteloos was als hij me liet denken, waarom had hij me dan niet gewoon onder het puin laten liggen?

Ik grijnsde. Hayden zou me niets aan doen, hij had me nodig. Voor wat wist ik niet, maar Hayden leek niet het soort persoon die iets zou doen zonder reden en zeker niet het redden van iemands leven. Hayden dacht dat ik wel bang van hem zou worden als hij me alleen maar even gevaarlijk aan keek. Ergens was ik dat ook wel, maar ik liet me niet zomaar intimideren.

Vastberaden en niet denkend aan de gevolgen gooide ik de dekens van mijn lichaam af. Ik stapte uit bed, maar wankelde toen het voor mijn ogen begon te draaien. Ik sloot mijn ogen en schudde even met mijn hoofd om de zwarte vlekken uit mijn blikveld te verdrijven. Misschien toch iets te snel opgestaan, of misschien was het wel vermoeidheid, mentale vermoeidheid.

Ik keek de kamer rond opzoek naar een kledingkast, waarvan ik wist dat ik er gisteren eentje gezien had. Mijn blik bleef hangen toen ik het enorme ding zag staan en ik liep er met sterke passen op af. Ik opende twee van de zes deuren en zag stápels met kleding op de planken liggen. Ik neuzelde even rond en vond uiteindelijk iets wat met wel beviel. Ik pakte het witte T-shirt en gescheurde spijker broek van de plank en legde het op een stoel die naast de kledingkast stond. Ik wist niet wat voor kleding ik verwacht had te vinden, maar de kast zat vol met stijlvolle kleding die elk tiener meisje wel zou willen dragen. Ik deed de kast deuren weer dicht en opende die daarnaast. Dit deel van de kast hing vol met prachtige jurken en stijlvolle jassen. Ik vond een vest en haalde hem van zijn klerenhanger, het kon nog aardig koud zijn buiten, je wist maar nooit.

Verweven - ON HOLDWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu