Koen werkte al een tijdje in het ziekenhuis, waar hij samen met zijn beste vriend, Milo, de drukke dagen doorkwam. Ze waren onafscheidelijk, niet alleen op de werkvloer, maar ook daarbuiten. Ze deelden verhalen, grapjes en soms ook de zwaardere momenten van het leven in een ziekenhuis. Milo was altijd degene die iedereen aan het lachen kreeg, zelfs op de zwaarste dagen. Koen kon zich geen betere vriend wensen.
Maar alles veranderde op een stormachtige middag. Koen had net zijn dienst erop zitten en Milo zou na hem naar huis gaan. Het nieuws kwam onverwacht, als een klap in zijn gezicht: Milo was betrokken geweest bij een ernstig auto-ongeluk op weg naar huis. Koen haastte zich naar de spoedafdeling, waar hij als verdoofd naar het team keek dat voor het leven van zijn vriend vocht. Maar het mocht niet baten. Milo overleed die avond, nog maar 20 jaar oud.
Perspectief van Milo op het moment van het ongeluk
Het was een stormachtige middag toen ik besloot om met mijn vrienden naar huis te rijden. De lucht was donker, en de regen begon te vallen, maar dat maakte me niets uit. Ik had net een geweldige dag gehad met Koen in het ziekenhuis, en ik voelde me op mijn best. Maar het leven is soms wreed. Een moment van onoplettendheid, een seconde waarin de wereld even stil stond, en het was over.
Ik herinner me het moment niet, maar als een schim zie ik de chaos rondom mij: het geluid van sirenes, de geschrokken gezichten van mensen, de paniek. Maar ik voelde geen angst of pijn. In plaats daarvan voelde ik een vreemde rust. Ik wist dat ik niet meer terug kon naar mijn vrienden. Toen ik daar lag, dacht ik aan Koen. Hij was mijn beste vriend, mijn broer. Ik wist dat hij alles zou doen om verder te gaan, maar ik maakte me zorgen. Hoe zou hij met mijn verlies omgaan?
De tijd verstreek en ik voelde me steeds verder van de wereld verwijderd. Ik keek toe hoe de herinneringen aan ons samen vervaagden, maar in de verte voelde ik dat ik altijd bij Koen zou blijven, als een zachte herinnering die hem zou begeleiden.
Koen was gebroken. Het ziekenhuis voelde leeg zonder Milo. Het lachen, de grapjes, het gevoel van verbondenheid — alles was weg. Dagen werden weken, en langzaam leerde Koen te functioneren met de pijn, hoewel het nooit minder zwaar leek te worden.
Een paar maanden later begon er een nieuwe jongen te werken op zijn afdeling. Zijn naam was Robbie, en hij had iets in zich dat Koen aan Milo herinnerde. Niet dat ze op elkaar leken, maar er was eenzelfde warmte, eenzelfde energie die Robbie met zich meebracht. Hoewel Koen aanvankelijk terughoudend was, begon er langzaam een nieuwe vriendschap te bloeien. Ze spraken veel, vaak na lange diensten, over alles en niets. Robbie had een kalmerende invloed op Koen, die in hem een nieuw maatje begon te zien, hoewel hij zich schuldig voelde bij de gedachte.
Maar toch was er altijd een leegte. Milo was er niet meer, en niets kon dat veranderen. Koen kon niet anders dan opmerken hoe anders het was. Milo was altijd degene die te vroeg op werk verscheen, vaak met een kop koffie voor Koen, altijd klaar voor de dag. Robbie was ook gedreven, maar zijn aanwezigheid was niet hetzelfde. Er hing een vreemde spanning in de lucht, alsof er iets onuitgesproken tussen hen hing, iets wat Koen niet helemaal kon plaatsen.
Op een ochtend, terwijl Koen zijn gebruikelijke taken uitvoerde, kwam zijn doktersassistente plotseling aangerend, haar gezicht wit van de spanning. "Koen, spoed op kamer 145!" riep ze, buiten adem. Koen voelde zijn hart in zijn keel kloppen. Hij rende naar de kamer, zonder te weten wat hem te wachten stond.
Daar, op het bed in kamer 145, lag Robbie. Koen's wereld stortte opnieuw in. Robbie was in elkaar gezakt tijdens zijn dienst, getroffen door een hartstilstand. Het team deed alles wat ze konden, en Koen werkte mee, zijn handen trillend terwijl hij vocht om Robbie terug te halen. Het waren de langste vijf uur van zijn leven. Maar ondanks alle inspanningen, ondanks al hun pogingen, was het niet genoeg.