6

1 0 0
                                    

POV RAVEN:

Het geluid van de motor bromt diep in mijn oren terwijl ik over de smalle weg scheur, weg van school en alles wat daar op me wacht. De lucht is fris en scherp, en het voelt alsof ik eindelijk weer kan ademhalen. Alsof ik de starende ogen, de fluisterende stemmen en die arrogante Damon achter me laat, al weet ik dat ze morgen gewoon weer zullen zijn waar ik ze achterliet.

De stad begint langzaam over te gaan in open velden en verlaten wegen. Hier, met alleen mijn motor en de eindeloze asfaltstrook voor me, kan ik even vergeten wat er allemaal mis is gegaan in mijn leven. Mijn gedachten dwalen af naar mijn broertje, Ethan. Zijn lach, de manier waarop hij altijd alles lichter maakte, zelfs op de donkerste dagen. Maar die herinnering slaat om als een mes dat mijn borst raakt. Ik zie hem weer voor me, stil, koud... en weg.

Ik knijp harder in de handvaten van de motor en zet extra gas bij. De snelheid brengt een kortstondige verlichting, een herinnering dat ik nog leef, zelfs als het soms niet zo voelt.

Ik bereik een verlaten parkeerplaats aan de rand van een bos. Het is een plek die ik eerder opmerkte tijdens mijn ritten. Een plek waar ik even kan verdwijnen. Ik zet mijn motor uit en het plotse stilvallen van het geluid is bijna oorverdovend. Mijn adem gaat zwaar terwijl ik de helm afzet en mijn haar losschud. De kou prikt tegen mijn huid, maar het kan me niets schelen.

Ik leun tegen mijn motor en haal het kleine metalen doosje uit mijn zak. Een paar pillen rammelen zachtjes binnenin. Mijn vingers aarzelen, en ik staar naar het doosje alsof het antwoorden heeft.

Maar net voordat ik het open, hoor ik iets achter me. Een tak die kraakt onder een schoen. Mijn hele lichaam spant zich aan. Ik draai me om, mijn ogen scherp op de rand van het bos gericht.

"Je bent niet makkelijk te volgen, weet je dat?"

Die stem. Ik herken hem meteen. Damon.

Ik voel hoe mijn kaak zich aanspant terwijl hij uit de schaduwen tevoorschijn komt. Zijn leren jas zit slordig om zijn brede schouders, en zijn handen zitten nonchalant in zijn zakken. Maar zijn ogen, donker en onderzoekend, vertellen me dat hij niet zomaar op een avondwandeling is.

"Wat moet je?" vraag ik, mijn stem koud.

Hij haalt zijn schouders op en stapt dichterbij. "Ik was benieuwd waar je heen ging. Dacht dat je misschien ging huilen in een hoekje of zo."

Ik grijns flauw. "Teleurgesteld?"

Hij lacht zachtjes, maar het klinkt niet echt vrolijk. Meer alsof hij probeert tijd te rekken. "Ik moet zeggen, Raven, je bent een stuk interessanter dan de rest van die saaie meiden op school."

"Wat een eer," zeg ik droog. "Maar als je niks beters te doen hebt, moet je maar weer terug naar je vriendjes."

Hij blijft staan, dichterbij dan ik prettig vind. Zijn blik glijdt naar het doosje in mijn hand. Ik merk het meteen en steek het terug in mijn zak.

"Wat zit daarin?" vraagt hij, zijn toon ineens serieus.

"Niks dat jou aangaat," zeg ik scherp.

"Verdovende middelen, gok ik." Zijn blik is nu vol zelfverzekerdheid, alsof hij denkt dat hij een zwakke plek heeft gevonden. "Wat is het? Speed? Of hou je het netjes met wat pijnstillers?"

Woede welt in me op, en ik stap naar hem toe, zodat ik recht in zijn gezicht kan kijken. "Luister, Damon. Jij kent me niet, oké? En je hebt geen enkel recht om me te beoordelen. Dus als je niks nuttigs te zeggen hebt, draai je om en verdwijn."

Zijn grijns verdwijnt, en voor het eerst zie ik iets anders in zijn ogen. Geen arrogantie, geen spot. Maar iets zachts, bijna... nieuwsgierig. Hij zet een stap achteruit en steekt zijn handen op. "Oké, oké. Rustig maar. Het is jouw leven."

Ik draai me om en zet mijn helm weer op. De adrenaline van mijn woede trilt nog steeds door mijn lichaam, maar ik dwing mezelf om te focussen. Damon is niet mijn probleem. Ik heb genoeg aan mijn eigen rommel.

"Raven." Zijn stem klinkt weer, vlak voordat ik mijn motor start.

Ik kijk over mijn schouder. "Wat?"

Hij lijkt even te twijfelen, maar dan trekt hij die typische grijns weer. "We zijn nog niet klaar, jij en ik. Dat weet je, toch?"

Ik start de motor zonder hem antwoord te geven. Het gebrul van de machine overstemt zijn stem, en ik scheur de parkeerplaats af zonder om te kijken.

Maar zijn woorden blijven hangen. Want ergens, diep vanbinnen, weet ik dat hij gelijk heeft.

Ronde tweeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu