Hoofdstuk 6

102 12 2
                                    

~ 7 mei 2019 ~

Er hangt een buisje voor zijn neus om hem te laten ademen en een in zijn mond om het toch nog de nodige middelen te laten innemen. Steeds komen er meer tranen bij en voel ik mijn wangen natter worder. Zijn huid ziet er anders uit. Het is lichtes, bijna levensloos. Het lijkt alsof hij vermagerd is, vooral in zijn gezicht. Hij lijkt anders, of is hij anders? Er hangt een plijster op zijn voorhoofd, waarschijnlijk over een wonde. Mijn hand rijkt naar hem uit, maar ik weet dat hij mijn hand niet zal vastnemen. Ik laat mijn vingers over zijn gezicht gaan en alles lijkt anders. Zijn kaaklijn is nu nog meer zichtbaar als anders, alsof het er bijna uitsteekt.

"Calum?" Vraag ik zacht met een brekende stem als ik mijn duim over zijn neus laat gaan. Zachtjes glijd het naar zijn lippen en daar blijf ik.

Ik knijp mijn ogen dicht omdat het zo lijkt dat het minder pijn doet, maar dat doet het niet. Het doet pijn om diegene die je het liefst hebt, te zien lijden, te zien zonder teken van leven en te zien zonder de lach waar je vanaf het eerste moment van hebt gehouden. Zonder de dingen waar je altijd zo blij mee bent, voel je je anders, vreemd en verschillend. Zonder dat voel ik me alleen.

"Hoe gaat het met je?" Vraag ik met verdriet in mijn stem.

Ookal weet ik dat hij niet zal antwoorden, het voelt beter om tegen hem te praten dan alleen in mijn gedachten.

"Ik mis je.." Zeg ik en breek vanbinnen.

Ik wil nooit iemand missen, omdat je je dan alleen voelt en hulpeloos. Maar het is een natuurlijk proces dat gebeurt en je kan het niet forceren of tegenhouden. Je moet het zijn gang laten gaan, hoe graag je ook wilt dat het stopt.

"Wat is er toch gebeurt om ons in deze positie te laten zitten?" Vraag ik me af, maar zeg het automatisch luid op.

"Waarom kon het geen normale zomerige zonnige dag zijn? Waarom moest het zo nodig regenen? Waarom moest die andere bestuurder de controle over het stuurwiel verliezen? Waarom wordt het vanaf dan allemaal zwart? Waarom zie ik je niet in mijn herinneringen vanaf dat moment of in mijn dromen? Waarom zie ik alleen maar wit, de kleur van deze lege eenzame kamers? Waarom moest het jou overkomen? Waarom niet ik? Waarom voelt het alsof ik je al verloren heb? Waarom ben ik zo zwak? Calum, waarom ben je niet hier naast me om te troosten? Ik heb je nodig!"

Te veel vragen razen er door mijn gedachte. Te veel vragen laten mijn knieën knikken, zodat ik uiteindelijk op de grond zak. Te veel vragen, waar ik geen antwoord op zal krijgen..

Ik zit op de grond met Calum zijn hand in de mijnen. Ik huil en laat mijn hoofd tegen het bed aanleunen. Zachtjes hoor ik een deur opengaan, waarschijlijk omdat ik te veel lawaai maak.

"Anouk?" Hoor ik Amilla haar lieve stem vragen en ik knijp mijn ogen dicht en begin nog harder te huilen als dat al mogelijk is.

Plots voel ik een hand op mijn schouder en kijk ik direct op. Ik spring opzij en kijk naar Mills. Ze kijkt me bezorgt en verdrietig aan.

"Ik wou niet dat je het zo snel al zag. Ik wou wachten, maar je-"

Ik schud mijn hoofd, omdat ik de rest van haar uitleg niet wil horen. Ik wil gewoon huilen en alleen zijn, bij Calum natuurlijk.

"Nouk, het komt allemaal goed! Heb vertrouwen in hem. Hij zal-" Zegt ze maar ik onderbreek haar.

"Nee! Ik wil niet weten wat er misschien en misschien niet zal gebeuren! Ik wil zekerheid!" Zeg ik en roep het bijna uit. Ik zag dat ze bang was even, van mijn uitbarsting, maar al snel herstelde ze zich.

"Anouk, wil je nu eens alsjeblieft vertr-"

"NEE! IK WIL HEM NU BIJ ME!" Roep ik als een gestoorde eend en ik stort mezelf op Amilla.

Ze grijpt haar armen stevig om me heen, zodat ik zeker mijn evenwicht niet verlies. Is het zo duidelijk zichtbaar dat ik zwak ben? Ik snik en huil alsof er nooit een einde aan zal komen. Ik weet dat ik me sterk moet houden, maar dat is makelijker gezegd dan gedaan.

Weer hoor ik de scharnieren van de deur piepen, met als gevolg dat er iemand binnen komt.

"Dames, er mag maar 1 persoon binnen." Zegt een verpleegster en ik laat Amilla rustig los.

"Ze had even iemand nodig met een schouder om op te huilen. Ik ga zo weer naar buiten." Zegt Amilla als ze over mijn rug wrijft en de verplergster knikt.

Ze gaat de kamer uit en laat ons achter. Mijn zicht wordt weer wazig alsof ik elk moment opnieuw kan instorten, maar ik wil het niet. Niet waar Calum bij is. Als ik laat zien hoe zwak ik ben, zal hij misschien niet het nut zien om terug te komen. Ik moet sterk zijn, voor hem..

"Alles oke?" Vraag Mills en ik knik zachtjes ookal weten we beiden dat het een grote leugen is.

"Dan ga ik weer op de gang staan." Zegt ze en ik knik.

Ik richt me weer naar Calum en veeg een traan weg van mijn wang. Ik hoor de deur weer open en dicht gaan en ik zucht. Ik ga naast het bed staan en ga met mijn hand over zijn voorhoofd. Niet dat het veel helpt, want het voelt koel en droog aan. Ik probeer een kleine glimlach te vormen, maar het gaat niet.

Ik ga op de rand van het bed ziten en zie  zijn lichaam bewegen alsof hij er zelf controle over heeft. Ik leg me naast hem neer en slaag mijn armen om zijn middel. Op de een of andere manier voelt het weer vertrouwt. Vertrouwt alsof het nooit anders is geweest.

"Oh Calum.." Zeg ik zacht met een diepe zucht.

Ik ga met de toppen van mijn vinders over zijn borstkas, zoals ik elke avond doe voor we in slaap vallen in elkaars armen. Ik glimlach even bij de gedachte dat alles morgen voorbij is en dit één grote nachtmerrie was, maar hoe veel ik ook hoop, het zal niet gebeuren..

"Ik mis je Calum.."

***
A/N:
En? Wat vind je van het hoofdstuk? is het oke of? Ik heb er eigenlijk geen idee van.. laat me aub iets weten! Positief of negatief :)
someone_special

Last Picture {C.H.}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu