Hoofdstuk 8

61 9 4
                                    

~ 16 juni 2019 ~

"Anouk, kom je morgen even langs?" Vraagt Amilla en ik zucht zachtjes.

"Ik stuur je straks wel, maar ik moet naar het ziekenhuis." Zeg ik gehaast, neem mijn sleutels en ga het huis uit, nadat ik het op slot heb gedaan.

Ik ga naar de wagen en stap snel in. Ik doe mijn gordel om en start de motor. langzaam rijd ik de oprit af, op weg naar het ziekenhuis. Deze weg doe ik tegenwoordig gewoonweg te veel, dus ken ik het al zeker uit mijn hoofd.

Calum is het allemaal waard. Ik kan niet zonder hem leven, dus ga ik hem elke dag bezoeken. Klink ik echt zo egoïstisch?

Duizenden gedachten razen door mijn hoofd deze dagen, maar het heeft allemaal dezelfde rode draad. Calum. Ik kan hem gewoon niet vergeten. Ik kan hem niet verlaten. Het is net alsof ik een soort belofte heb afgelegd waarbij ik altijd bij hem zou blijven, maar dat is dus niet het geval. Als ik maar wist wat mijn hart me wilt vertellen. Blijven of gaan. Vergeten of verlaten? Liefst geen van beiden, maar iets zegt me dat ik ga opgeven. Dat is het laatste wat ik wil..

Ik zucht diep als ik de wagen stil laat staan. Ik stap uit en ga het ziekenhuis binnen. De mensen van de balie kennen me al en zeggen ook al geen gedag meer. Niet dat het me interesseert, maar met dat beroep kan je toch op zijn minst een beetje beleeft blijven.

Ik ga naar de hal waar de liften zich bevinden en druk direct op het knopje als ik er ben. Op de lift moet je hier niet zo lang wachten, maar toch lijkt het dat sommigen er gewoon geen geduld voor hebben.

Als ik op het bekende verdiep kom, met de lange, eindeloze gangen, glimlach ik spontaan. Ik ga Calum weer zien. Ik weet niet wat hij met me doet, maar het is iets speciaals en ik weet dat het altijd zo zal blijven. Vandaag of morgen zullen mijn gevoelens voor hem niet veranderen.

Ik kijk naar de witte deur en de glimlach die op mijn lippen speelde, verdween. Ik haal diep adem en ga naar binnen. Net op dat moment zijn er verpleegsters om hem te verzorgen, wassen en nieuwe kleren te geven.

"Goede morgen." Zegt één van de verpleegsters te vriendelijk naar mijn mening.

"Morgen." Zeg ik om toch nog maar beleefd te blijven.

Ik zie Calum weer zonder enkele beweging op het bed liggen. Ik neem plaats op een stoel dat naast het bed is geplaatst en kijk hem droevig aan. Voorzichtig neem ik zijn hand en geef ik het een kus. Ik zucht en wordt spontaan slecht gezind. Alles wat er gebeurt verandert mijn stemming steeds en niet alleen ik, maar ook anderen hebben er last van. Ik zou misschien toch mijn excuses moeten aanbieden aan bepaalde personen, want ik ben mezelf niet echt de laatste tijd.. Al dat gedoe, laat het gewoon voorbij zijn alstublieft..

Ik laat mijn hoofd zakken en voel dat ik tegen Calum zijn zij leun. Weer lig ik eens te denken over de komende dagen, weken en misschien zelfs maanden. Het is net alsof ik niet kan beschrijven wat er allemaal met me omgaat op dit moment. Maar ik moet volhouden, hoe graag ik ook wil opgeven, omdat dat de makkelijkste wel lijkt te zijn, maar dat mag ik niet doen.

Ik kijk rustig op als ik een beweging in mijn rechterhand voel. Ik blijf er een tijdje naar kijken, maar verder gebeurt er niets. Waarschijnlijk was mijn linkerhand verschoven of was het mijn verbeelding.

Ik hoor een kleine zachte piep van een van de machines komen en vrijwel direct staan er twee verpleegsters en een dokter de kamer binnen. De verpleegsters onderzoeken de machines en de dokter neemt de hartslag en bloeddruk van Calum op.

"Wat is er?" Vraag ik als ik de dokter verbaasd naar Calum zie kijken. Ik ga meteen rechtstaan van bezorgdheid.

"Hij heeft een te hoog glucosegehalte in zijn bloed. Dat betekend dat de opgenomen suikers niet worden omgezet tot glycogeen. Zolang dat niet verandert, kan het zijn dat we hem in een echte come moeten leggen inplaats van een kunstmatige." Ik kijk hem stomverbaasd aan bij het horen van die wetenschappelijke termen. Het enige dat mij vastgenageld tegen de grond laat staan, is het vermelden van echte coma.

Ik sluit mijn ogen even om het allemaal even te laten inzinken. Deze situatie is al niet erg genoeg en nu gaan ze het nog eens duizendmaal erger maken?! Alsjeblieft zeg dat het niet waar is.. Ik wil de waarheid niet weten. Ik wil het niet onder ogen komen.

"Er is nog hoop." Hoor ik een van de verpleegsters zeggen.

In nog geen seconde gaat mijn aandacht naar haar.

"Deze machine geeft aan dat zijn lever niet oververmoeid is en dat betekend dat hij gemakkelijk de omzetting naar glycogeen zou kunnen maken." Zegt ze nog voor de dokter het overneemt.

"Als dat gebeurt, nemen zijn spieren zoveel energie op dat de mitochondria in zijn cellen hun werk kunnen doen. Dat betekend dan weer dat hij voldoende energie zou hebben om zelf uit zijn coma te ontwaken." Zegt hij en nog steeds snap ik er niet veel van, maar er is hoop.

'Aan hoop heb je niet veel..' Hoor ik een zachte stem in mijn hoofd zeggen, maar ik schud die gedachte snel weg.

"Hoelang kan het duren?" Vraag ik me luidop af.

De verpleegsters kijken elkaar aan alsof ze elkaars toestemmig vragen. Toch neemt de dokter het woord.

"Dat kan een maand duren, maar men mag het zeker niet uitsluiten dat het een jaar zou kunnen duren." Zegt hij en ik slik.

Ik voel direct dat mijn ogen beginnen te prikken en te tranen. Ik neem mijn tas van de stoel en loop de kamer uit. Ik loop door de eindeloze gangen en hoop ooit uit dit gebouw te zijn.

Waarom?

Waarom moet het hem overkomen? Waarom ben ik niet diegene die in een kunstmatige coma is geraakt na dat stomme ongeval? Waarom moest het Calum zijn? Ik kan niet zonder hem, ik heb hem nodig. Hij maakt mijn leven kompleet. Hij is het licht dat mij door het leven leidt. Hij maakt het goed, wanneer het slecht gaat. Hij laat me lachen, als het iets slechter gaat. Hij is de sleutel.. De sleutel naar mijn geluk.. De enige sleutel die past in de deur, die leidt naar de toekomst, onze toekomst.

Als ik thuis aankom, voelt het niet meer zoals thuis. Elke dag die voorbij gaat, is een dag dat hij verder afgelegen ligt van hier, van deze wereld. Tranen blijven over mijn wangen stromen alsof ze geen uitweg zien. Ik kan het niet meer..

Ik loop naar de badkamer en bekijk mezeld in de spiegel. Rond mijn ogen staan zwarte kringen als bloemen die net besproeid zijn. Ik voel nog een paar tranen over mijn wangen rollen, en probeer het te laten stoppen. Mijn handen grijpen naar mijn hoofd alsof ik mijn haar zal uittrekken van fustratie.

Ik kijk weer naar mijn reflectie en probeer rustiger te ademen. Ik laat de lucht zachtjes tot het diepste puntje in mijn longen gaan en laat het dan weer vrij. Soms wijk ik af van de persoon die voor me staat en wil ik neerstorten, maar ik houd me sterk. Na een minuutje barst ik weer in de tranen uit.

'Geef ik op? Of ga ik door?'

***
A/N:
SORRY DAT HET MEER DAN EEN MAAND HEEFT GEDUURD VOORDAT IK EEN UPDATE HEB GEPLAATST, maar ik heb het enorm druk.. ik zit in mijn laatste jaar van de middelbare school en het is heftig. De examens zijn in zicht, dus ga het nog maals langer duren tot ik update.. Ik probeer mijn best te doen om toch iets te schrijven, maar het is makkelijker gezegt dan gedaan :/
Het spijt me..

someone_special

Last Picture {C.H.}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu