Hoofdstuk 11

310 14 2
                                    

Ik gooi mijn kleren over mijn schouder op het bed. Ik ben mijn koffer aan het inpakken. Ik wil al een tijd hier weg, en nu mevrouw Hazen er niet meer is, hoef ik hier ook niet meer te zijn. Bij elk gekraak dat ik hoor kijk ik bang om. Ik ben elke keer bang dat het Matilde is. Ik pak mijn laatste kleren uit de kast en loop naar mijn tas toe. Alles prop ik er maar snel in, ik wil zo snel mogelijk hier weg. Ik rits mijn tas dicht en loop de deur uit. Olivier zei dat hij al was vertrokken. We hebben een uur geleden afscheid genomen. Ik ben de laatste die dit huis verlaat. Ik loop de grote trap af naar beneden. Ondanks wat er hier in dit huis gebeurd heb ik het naar me zin gehad. Mevrouw Hazen en Olivier waren erg gastvrij. Als ik bijna de trap af ben hoor ik wat achter me. Ik draai me om en zie Matilde achter mij staan. Ze kijkt me met grote ogen aan. Ze houdt me met haar aandacht vast. Ik probeer weg te kijken, maar dat lukt niet. Ik laat mijn tas bijna uit mijn handen glippen, maar dan lukt het me om uit haar aandacht te ontsnappen. Ik draai me om en hol het huis uit. Het is al donker. Ik zie weinig in de voortuin. Ik ren over het grindpad. Als ik achter mijn schouder kijk zie ik dat Matilde ook de deur uitkomt. Ik ren naar het hek. Voor het hek blijf ik staan. Hij zit dicht. Ik trek hard aan het hek, maar merk dat er een groot slot op zit. Ik kijk naar het slot, hier heb ik geen sleutel voor. Ik kijk verschrikt achterom. Ik zie Matilde naar me toe lopen. Ik kijk om me heen. Ik laat mijn tas op de grond vallen en ren naar links. Op mijn aller snelst ren in over het gras heen. Ik ben hier niet vaak geweest dus heb geen flauw idee waar ik nu heen ren. Achter me hoor ik Matilde rare geluiden maken. Het is een soort hard gehijg met een harde piep erin. Ik krijg er rillingen van. Ik ren door het natte gras heen het bos in. Ik sla met mijn armen de takken weg. Ik kijk over me schouder en zie dat Matilde een paar meter achter me loopt. Ik let niet op de weg en struikel. Met een klap val ik op de grond. Ik grijp naar mijn been. Het doet vreselijk veel pijn. Ik zie Matilde dichterbij komen en krabbel op. Leunend op één been ren ik verder. Ik voel een grote druk rond mijn lijf. Daaraan merk ik dat Matilde steeds dichterbij komt. Ik wil niet opgeven, maar ik besef wel dat ze sterker is dan ik. Ik zou ooit moe worden, maar zij zou nooit opgeven. Ik ren over de zachte grond en ontwijk de tegemoetkomende bomen. Ik kijk om me heen. Waar moet ik nu heen? Ik kan niet eeuwig rechtdoor blijven rennen. Ik kijk naar links en zie een klein schuurtje staan. Ik ren erheen. Als ik het schuurtje bereik kijk ik naar achter. Ik zie dat ik een grote voorsprong heb op Matilde. Ik loop om het schuurtje heen, zoekend naar een ingang. Ik zie een deur en trek eraan. Ik merk dat hij dicht zit. Ik zet mijn been tegen de muur aan en begin te trekken. Ik hoor Matilde's gehijg aan de andere kant van de schuur. Ik voel de deur langzaam loskomen. Na een paar harde rukken vliegt de deur open. Ik storm naar binnen. Ik zie Matilde in de deuropening verschijnen, maar dan trek ik de deur dicht. Ik kijk om me heen. Het is van binnen veel kleiner dan het van buiten lijkt. Het zijn maar een paar meters. Het is eigenlijk meer een hutje. Het is donker hier en kan weinig zien. Ik zie alleen dat er boekenkasten staan. Nu merk ik dat het de zelfde zijn als de kast op de zolder. Als ik naar de kasten kijk krijg ik er rillingen van. Ik hoor Matilde niet, maar ik merk haar aanwezigheid. Ik tast met mijn handen over de planken van de kast heen. Ik hoop iets te kunnen vinden wat me zou helpen, ook al is die kans klein. Onhandig gooi ik spullen op de grond. Ik tril als een gek. Op de bovenste plank voel ik iets wat een cilinder vorm heeft. Ik ga op mijn tenen staan en haal het van de plank af. Ik kijk er even naar en dan dringt het tot me door, het is een zaklamp. Ik knipper hem aan en schijn de ruimte rond. Het valt me op dat er bijna precies de zelfde spullen hier staan als op de zolder. Dan zie ik een groot voorwerp in de hoek staan. Langzaam loop ik er naartoe. Er zit een groot doek omheen. Mijn hart begint hard te kloppen. Het is toch niet wat ik denk dat het is? Voorzichtig trek ik het laken eraf. Mijn ogen worden groter en ik verstijf van angst. Ik kijk in een grote spiegel. Alleen er is wat anders. Ik zie Matilde, maar mezelf niet. Matilde staat op de zelfde plek als ik. Ik kijk verschrikt om me heen, maar zie haar nergens. Ik kijk weer terug in de spiegel. Matilde's haar zit door de war en haar gezicht is nog bleker dan normaal. Mijn hart bonkt heel hard. Ik grijp met me mijn hand naar mijn hart. Maar terwijl ik dat doe kijk ik in de spiegel en zie dat het spiegelbeeld van Matilde hetzelfde doet. Wacht eens even? Denk ik bij mezelf. Als ik mezelf niet zie en Matilde het zelfde doet, dan..... Ik zet van schrik een stap achteruit. Ik zij nu mij.

Wat gebeurd hier toch? Wat wil ze van me? Ik voel me steeds rotter. Ik kan me ook amper bewegen. Het lijkt alsof ze de macht over me wil nemen ofzo. Ik denk aan wat Olivier me had vertelt. Ik geloof het niet. Ik geloof het niet. Ik geloof niet in je. Zeg ik bij mezelf. Langzaam kom ik los van haar, nou zo voelt het. Ik zet een paar stappen achteruit en zie mezelf weer in de spiegel. Ik zie haar nog steeds in de spiegel mij angstaanjagend aankijken. Ik draai me om en ruk de deur open. Ik ren met de zaklamp voor me uit schijnend door de bomen heen. Ik hoor de deur opnieuw achter me open gaan en merk dat Matilde achter me aan zit. Ik ben nog nooit zo bang geweest. Opeens merk ik dat ik langzamer ren. Voor de zelfde moeite als net ren ik nu langzamer. Langzamerhand ga ik steeds langzamer en langzamer. Ik weet niet waardoor het komt, ik voel me niet moe. Opeens voelt het alsof iemand me tegenhoud. Ik kom niet meer vooruit. Het voelt net als in een droom, dat je wilt wegrennen, maar niet vooruit komt. Ik kijk achterom en zie Matilde naar me toekomen. Schichtig kijk ik om me heen, wat moet ik nu doen? Ik voel Matilde's adem mijn nek. Het voelt dit keer niet warm, maar koud en levenloos. Opeens voel ik me duizelig worden. Mijn hoofd doet pijn. Langzaam zak ik in elkaar. Geleidelijk verschijnt er een zwarte vlek voor mijn ogen.

The attic mirrorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu